11-09-1840 : gevangenisstraffen en boete

___________________________________________________________

11-09-1840 Groninger Courant, vrijdag
GRONINGEN den 10 September.
Woensdag l.l. heeft de Arrondissements Regtbank te Groningen, oordeelende in zitting correctioneel, de beklaagden Meeter, Bolt en andere in het proces betrokkene personen veroordeeld, ter zake van wanbedrijven hun respectivelijk te laste gelegd, op grond van de wet van den 1 Junij 1830 en van verschillende artikelen van het wetboek van Strafregt, te weten: de twee genoemde beklaagden ieder tot eene gevangenisstraf voor den tijd van vijf jaren, en eene boete van f 100-00, en Bolt daarenboven alleen in eene boete van ƒ 50—00; eenen der beklaagden, die bij verstek is veroordeeld, tot eene gevangenisstraf van twee maanden; eenen anderen tot eene gevangenisstraf van zes maanden, terwijl een der beklaagden van alle schuld is vrijgesproken.

___________________________________________________________
 

15-09-1840 Bredasche Courant, dingsdag 

BELGIE. BRUSSEL, den 13den September.
— Uit Groningen 9 September schrijft men:
De arrondissements-regtbank alhier, uitspraak doende in de zaak van E. Meeter, zonder beroep, J. H. Bolt, boekdrukker, J. V. Oving, zonder beroep, te Groningen, J. H. Fetz, tooneelspeler te ‘s Hage, en A. Sonius, zonder beroep, te Groningen, heeft heden
de beide eerstgenoemde beklaagden veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 5 jaren, solidair in eene boete van f 100, — en
den 2den beklaagden bovendien in eene boete van ƒ 50, —
den 4den beklaagden tot eene gevangenisstraf van 2 jaren, en
den 5den tot eene gevangenisstraf van zes maanden;
alle deze beklaagden in de kosten van het proces; en zulks ter zake van wanbedrijven, voorzien bij de wet van 1 Junij 1830 (Staatsblad nº. 15), mitsgaders bij art. 222, 367, en volg., art. 436, in verband met art. 307, art. 59 en 60, en art. 55 van het Wetboek van Strafregt, en aan de beklaagden respectivelijk ten laste gelegd;
terwijl bij hetzelfde vonnis J. W. Oving, is vrijgesproken. 

Meeter en Sonius hebben in persoon hunne verdediging voorgedragen.
Bolt werd verdedigd door Mr. A. Pahleg, en Oving door Mr. J. L. Schaap.
De beklaagde Fetz is op de dagvaarding niet verschenen. 

___________________________________________________________

Naar de processen