09-11-1907: De koetsier en de tolgaarder aan het woord

___________________________________________________________

09-11-1907 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag

Stad en Dorp. GRONINGEN, 8 Nov.
Het ongeluk in het Hoendiep.
Nu de eerste oogenblikken van schrik en verwarring eerste voorbij zijn, nu de opwinding veranderd is in een kalm nadenken, was was voor ons het tijdstip aangebroken eens een onderzoek in te stellen naar de ware oorzaak van het vreselijk ongeluk, dat Woensdagavond nabij Hoogkerk gebeurde.
Waar konden we dat beter doen dan te Leek, het dorp, dat het meest onder deze ramp lijdt, en dat op het oogenblik herbergt den man, die alleen overgebleven is, door een wonder als ’t ware gespaard, den ouden getrouwen 62 jarigen koetsier Wouter Meijer.
Wij begaven ons dus hedenmorgen vroeg op weg, hopende uit diens mond de ware toedracht, het juiste verloop van het ongeluk te hooren. Maar jammer genoeg, we werden in onze hoop teleurgesteld. Niet dat die teleurstelling voor ons zoo groot is, omdat we nu niet kunnen mededeelen dat wat we zoo gaarne wilden, maar omdat de reden ervan zoon innig droevige is.
De oude heer Meijer toch is nog lang niet in orde, volstrekte rust is voor hem beslist noodzakelijk, niets wat hem aan het ongeluk zou kunnen herinneren mag worden aangeroerd, hij moet vergeten dat wat hem op ’t oogenblik nog zoo vreeselijk terneder drukt.
Bovendien is zijn lichamelijke toestand nog lang niet zooals die wezen moet. Het lichaam doet hem vreeselijk pijn, zoowel in- als uitwendig en ook zijn hersenen veroorzaken hem grooten last.
Dit alles vernamen we langzamerhand van het oude vrouwtje, dat gebogen onder de groote smart met tranen in de oogen, in snikken soms uitbarstend, eerst onsamenhangend, later meer een aaneengeschakeld verhaal ons vertelde.
’t Was een in-droef bezoek, dat wij aflegden. Achter het trotsche Nienoord ligt de Koetsierswoning verborgen, de vensters gesloten. Met fluisterstem werden we binnengelaten, zacht om den zieke niet te hinderen in een kamer geleid, waar de schoondochter uit Zwolle, plotseling op een krantenbericht overgekomen, reeds aanwezig was.
In dezen kleinen familiekring, later vermeerderd met de moeder en een zoon, hoorden we de geschiedenis, hier en daar door uitroepen: treurig, treurig, diep treurig! onderbroken. Onze eerste lezing van het geval, zooals we die gisteren gaven, bleek naar hetgeen we hier hoorden de ware te zijn. Misleid door den dikken mist schijnt Meiier den weg kwijt geraakt te zijn; slechts van het eerste gedeelte van den weg was hij zeker, maar toen zij den Frieschen straatweg achter zich hadden begon de oude man reeds te twijfelen, doch Meindert, de palfrenier, jonger in leeftijd en niet zoo bezorgd, meende dat alles wel goed zou gaan.
Een eindje verder heeft de oude man niet meer gedurfd, bijna was men besloten met een fiets voor het rijtuig aan te rijden, om zoodoende het als ’t ware voorgemelde gevaar af te wenden, maar na eenig overleg liet men dit achterwege.

En nu, hoe het ongeluk eigenlijk gebeurd is, hoe het rijtuig eigenlijk te water is geraakt, men durft er den ouden man nog niet naar vragen, maar wel heeft hij verteld, dat hij zwemmende den overkant heeft bereikt vanwaar hij weergekeerd is om de familie te redden.
»En dat vader ! meneer, een man van bij de zestig jaar, die nooit heeft kunnen zwemmen ≪ riep de jongste dochter snikkend uit.
Maar ’t heeft helaas niet zoo mogen zijn! Met moeite heeft hij de hem door den heer Wieringa, den verloofde van de overleden dochter van den kofflehuishouder de Vries, toegestoken ladder gegrepen en is toen machteloos van uitputting op den wal gehaald. Hij had de ladder met zooveel kracht vast, dat het bijna onmogelijk was zijn handen los te maken.
Na eerst een tijd in het huis van den tolpachter De Vries op bed gelegen te hebben, werd het vreeselijke van ’t ongeluk pas door hem beseft. In zijn wanhoop riep hij uit: »O, was ik maar mee verdronken !≪ Een uitroep, die later meermalen door hem is herhaald, terwijl hij er dan bijvoegde: ≫Maar, moeder, ’t heeft zeker niet zoo mogen zijn!≪
En vanzelf kwamen de vrouwen op het andere onderwerp : de groote liefdadigheid, de nooit volprezen hartelijkheid der overleden familie Van Panhuijs.
≫Wat ze al niet voor ons gedaan hebben, meneer, ’t is niet te zeggen≪ zei de oude moeder snikkend. «Toen mijn dochter ziek was en aan bloedarmoede leed, zorgde de oude mevrouw voor het noodige vleesch en ook mij heeft ze meermalen geholpen. En dagelijks vroeg de oude meneer, wanneer mijn man hier voor aan ’t werk was, hoe het met me ging. En nu, nu zijn ze allen dood. ’t Is treurig vreeselijk!≪
Dit van wat men bij de familie Meijer wist te vertellen.

In Hoogkerk, waar we ook nog eens navroegen, zeide men ons, dat de koetsier zelf moet hebben gezegd, dat bij meende dat de weg links moest zijn, terwijl daar het diep was. Hij moet toen de paarden bij vergissing in het vaarwater hebben geleid.

Een precies verhaal van de wijze, waarop het ongeluk bekend werd, konden we in Hoogkerk niet vernemen, Zeker is het, dat de bewoners van het tolhuis wakker zijn geworden door een ongewoon geraas en naar buiten zijn gesneld.
Een buurvrouw van den tolgaarder moet, zoo verzekerde men ons, zoo hard hebben geroepen, dat het door de stilte van den nacht heen tot in Hoogkerk is gehoord, een afstand van meer dan een half uur!
Een van de ambtenaren van de suikerfabriek was bijna onmiddellijk op het terrein aanwezig, maar zoo in de war, dat hij niet wist wat te doen. Hij liep weer naar Hoogkerk terug en heeft daar toen bij Marringa naar de stad om hulp getelephoneerd.
Zooals men weet bleven de bewoners aan de overzijde in diepe rust. Eerst toen de Lemmerboot, waarvan de bemanning reeds onderweg op de hoogte was gebracht, ter plaatse kwam, kon er iets gedaan worden.
Nog vertelde men ons, dat de huisknecht bij het kantelen van het rijtuig onder het rijtuig is gekomen. Eerst nadat de koetsier er aan had herinnerd, dat hij zoek was, trachtte men hem in het water te vinden.
Nog wordt medegedeeld, dat de heer en mevrouw Van Panhuijs—Looxma te Leeuwarden gelogeerd waren geweest bij haar zwager en zuster, den heer en mevrouw van Welderen baron Rengers—Looxma en hun zoon en schoondochter hier bij den burgemeester van Groningen afhaalden om gezamenlijk naar De Leek terug te keeren.
’s Middags hadden de heeren Van Panhuijs nog met den burgemeester het ziekenhuis alhier bezocht, waar zij ’s avonds als lijk zouden terugkeeren.
Toen de familie op het verwachte uur niet thuis kwam heerschte er groote ongerustheid, die later toen het geval bekend werd overging in hevige consternatie bij het personeel.
Gisteravond is de familie uit den vreemde op Nienoord aangekomen. De kinderen zijn bij freule Van Panhuijs alhier.
Morgenavond komt de gemeenteraad van de Leek bijeen om te beraadslagen wat er gedaan moet worden.
In het bijblad vindt men het portret van den ouden heer Van Panhuijs in het vroeger door hem gedragen ambtscostuum.

Zaterdagmorgen 10 uur zullen de lijken van de familie Van Panhuys van het Academisch Ziekejihuis vervoerd worden naar Nienoord.
De begrafenis zal plaats hebben Maandagmiddag; om drie uur vertrekt de lijkstoet van Nienoord naar Midwolde.
Bij de begrafenis zullen o.m. aanwezig zijn de Commissaris der Koningin in deze provincie en de leden der Gedeputeerde Staten Dijkhuis en Sijpkens met den Griffier. Verder de hoofdingenieur der provincie en de heer Thieme, oud-lid der Ged. Staten.
Het lijk van den huisknecht, Mijndert van Wijk, is hedenmiddag van het Ac. Ziekenhuis vervoerd naar Tolbert, waar hij ook begraven zal worden.
We vergaten gisteren nog te melden, dat de beide paarden levend op den wal zijn gehaald. Het rijtuig dat er door de Lemmerboot was uitgetakeld, was betrekkelijk weinig gehavend. De ruiten, die bovengelegen hadden, waren stuk.

___________________________________________________________

04-01-1908 Soerabaiasch-Handelsblad, zaterdag 

 — De koetsier Meijer, van de familie Van Panhuys te De Leek, de eenige die, naar men weet, bij het bekende treurige ongeval gered werd, doch wiens gezondheid ernstig was benadeeld, is thans
geheel hersteld. Hij heeft reeds zijn bezigheden op Nienoord hervat.

___________________________________________________________

Naar 09-11-1907: Verslag van het noodlottig ongeval
Naar Burgemeester Renne Lammert Dijkhuis