___________________________________________________________ |
07-11-1928 Nieuwsblad van het Noorden, woensdag
De Centrale Werkverschaffing
Eene uitenzetting van den heer Buiskool.
De gestadige en nog voortdurende groei leidde noodzakelijkerwijze tot een plan voor reorganisatie der N. V. Ontginningsmaatschappij „De Vereenigde Groninger Gemeenten.” — er zullen nu drie in vele opzichten onafhankelijke afdeelingen komen, die evenwel een oeconomisch verband houden en samen een centraal bestuur hebben. — nieuwe plannen. —de aarzelende gemeenten en haar bezwaren tot toetreding. — de werkverschaffing heeft een beteren naam gekregen en de mentaliteit der arbeiders is eveneens verbeterd. — werken buiten de ontginningen zullen in diverse gemeenten worden uitgevoerd —de crisiswerkloosheid vervangen door een permanente werkloosheid. — nog voor een tiental jaren werk in de provincie.
Toen wij in Januari 1925 een excursie meemaakten naar het werkverschaffingsterrein in het Oostelijk deel onzer provincie, eindigden wij als volgt: „Zoo kan de Centrale Werkverschaffing in de toekomst nog heel wat verrichten, al zullen er vele moeilijkheden op allerlei gebied nog overwonnen dienen te worden.”
Sindsdien zijn er bijna vier jaar verstreken. De moeilijkheden hebben in dien tijd niet ontbroken. Voor een paar jaar was in een aantal gemeenteraden een interpellatie over „Jipsinghuizen” aan den orde van den dag. Tegenwoordig is dat niet meer zoo, de meeningen over de Centrale Werkverschaffing hebben, ook onder de betrokkenen een wijziging ten goede ondergaan. Doch hierover later.
Het werk is sinds 1923 belangrijk uitgebreid. In dat jaar werd de heer J. Buiskool, burgemeester van Delfzijl, benoemd tot Rijksinspecteur der Werkverschaffing voor Oostelijk-Groningen. De minister achtte dit aanvankelijk voldoende en inderdaad was in het Oosten der provincie de crisis-werkloosheid het grootste. Het bleek echter al spoedig, dat ook in andere deelen der provincie — de stad Groningen, het Westerkwartier: Leek, Marum en Grootegast — Rijkssteun gewenscht was en zoo werd het district van den heer Buiskool reeds in 1924 over de geheele provincie uitgebreid. Aanvankelijk werd de werkverschaffing voornamelijk plaatselijk geregeld. De heer Buiskool heeft echter steeds aangedrongen op ontginning van woesten grond, als het eenig goede middel. De organisatie, de N. V. Ontginnings- Mij. „Vereenigde Groninger Gemeenten”, heeft dit, naar men weet, toen ter hand genomen. Aanvankelijk waren er zeven gemeenten bij aangesloten, doch spoedig groeide dit aantal tot dertien. De zetel van de vennootschap werd gevestigd te Hoogezand, omdat de heer U. D. Reinders (toen wethouder dier gemeente) bereid bleek de technische leiding te voeren. Er werden verschillende terreinen aangekocht, die gaandeweg in cultuur werden gebracht. Het bezit der N. V., die met 50 H.A. begon, is sindsdien gestegen tot 630 H.A. grond, gelegen in het Weenderveld, het Jipsingboertangerveld en het Jipsinghuizerveld. Hiervan is ongeveer 475 HA. in cultuur, welke gedeeltelijk m eigen beheer geëxploiteerd wordt en gedeeltelijk verhuurd. Voor de eigen exploitatie beschikt de N. V. over een groote boerderij te Weenderveld (waarschijnlijk de grootste in de provincie), waarbij pl.m. 200 H.A. land in eigen beheer is, en twee boerderijen in het Jipsinghuizerveld. In het Jipsingboertangerveld zijn 5 boerderijen verhuurd, ieder met pl.m. 20 H.A. ontgonnen grond en in het Jipsinghuizerveld één boerderij met 25 H.A.
De eigen exploitatie is bijzonder gelukkig geweest, zoodat net mogelijk was, dat de N.V. aan de gemeenten over al die jaren 5 pct. dividend uitkeerde op het aandeelenkapitaal, terwijl bovendien, na zeer ruime afschrijvingen, een belangrijke reserve werd gevormd voor dividend-uitkeering en eventueele terugbetaling bij liquidatie.
De ontginning geschiedt door werkloozen, doch voor de cultuur worden gewone arbeiders uit het vrije bedrijf in de omgeving aangenomen.
De groei van de N. V. is aanleiding geweest tot het maken van plannen voor een noodzakelijk geworden reorganisatie.
De rijksinspecteur, de heer J. BUISKOOL, heeft gistermiddag voor een aantal vertegenwoordigers der Groningsche pers, een uiteenzetting geven van den aard en de beteekenis dezer reorganisatie, waarvan wij het volgende releveeren:
Het principe is altijd geweest, dat degenen die hun tijd en kennis beschikbaar stelden, dit belangeloos deden. Toen de N. V. zulk een grooten vlucht nam, moest echter wel naar decentralisatie gestreefd worden. De heer U. D. Reinders te Hoogezand, die met zijn groote technische kennis de geheele leiding van het ontginningswerk, zoowel als van de cultuur in eigen beheer in handen had, werd reeds twee jaar geleden van zijn taak ontheven, doordat het in cultuur brengen van ontgonnen gronden te Jipsinghuizen, werd opgedragen aan den heer Eelkman Rooda te Zuidbroek. Doordat echter nog tal van gemeenten toelating tot de N V. verzochten, en ook naar arbeidsterreinen moest worden omgezien, in het Westerkwartier is de N. V. dit jaar overgegaan tot een algeheele reorganisatie.
Deze reorganisatie bestaat uit het volgende. Hoewel de N. V. oeconomisch als een geheel blijft voortbestaan, zullen er drie, betrekkelijk zelfstandige afdeelingen worden gevormd, ieder onder eigen leiding, t. w.:
1 Westelijk Groningen, ten behoeve van de bij de N. V. aangesloten gemeenten, liggende in het Westerkwartier, de Marnestreek en Hunsingo;
2. Centraal Groningen voor alle gemeenten met een stedelijk of industrieel karakter;
3. Oostelijk Groningen voor de overige gemeenten hoofdzakelijk gelegen in Duurswold, de Veenkoloniën en Westerwolde.
Was tot heden de leiding geheel bij den Gedelegeerden Commissaris, voortaan zal zij berusten bij een Dagelijksch Bestuur van vijf personen, onder presidium van den Rijksinspecteur, die ambtshalve voorzitter is. Behalve deze, zal het Dagelijksch Bestuur bestaan uit de met de leiding van elke onderafdeeling belaste bestuursleden en bovendien uit een vice-voorzitter, ter eventueele vervanging van den voorzitter. Deze laatste zal door ac gezamenlijke gemeenten worden aangewezen.
Het Algemeen Bestuur zal 12 tot 15 leden tellen en verdeeld zijn over de verschillende onderafdeelingen. Deze onderafdeelingen zullen een vrij groote zelfstandigheid genieten en de leiding ervan zal in handen gesteld worden van vier personen, zijnde de drie bestuursleden voor elke onderafdeeling en de voorzitter der N. V-, de Rijksinspecteur, die ambtshalve bovendien voorzitter van elke afdeeling zal zijn.
De bedoeling is voorts, in het Westerkwartier aan te koopen en — na drooglegging — in cultuur te brengen, de Tolberter Petten onder de gemeente Leek, ter grootte van pl.m. 250 H.A.
Voorloopig is daarop reeds de goedkeuring der autoriteiten verkregen en aan de Helde-Mij. is het opmaken van een plan voor ontwatering in cultuur brenging en verkaveling, opgedragen.
Naar de verwachting van den heer Buiskool, zal het volgende jaar (tegen de volgende werkloosheidsperiode) met dit werk kunnen worden aangevangen, indien althans niet al te veel tegenwerking in de streek zelf wordt ondervonden. De bedoeling is, zooveel mogelijk bij minnelijke schikking van de ongeveer 130 eigenaars van de Petter de gronden in eigendom te krijgen en verder door onteigening het complex in zijn geheel in handen te krijgen. Voor de ontwatering zal een afzonderlijk waterschap moeten worden opgericht, met gedeeltelijke bedijking van de Matsloot.
Bij deze werken zullen zeer zeker eenige jaren lang alle werkloozen uit het Westerkwartier, de Marne en Hunsingo werk kunnen vinden, in productieven arbeid.
De werkloozen uit Centraal Groningen (de stad, Hoogezand, Sappemeer, Delfzijl, Veendam, Appingedam, Oude Pekela, Winschoten en wellicht nog enkele gemeenten), zullen voorloopig aangewezen blijven op het Weenderveld en die van Oostelijk Groningen op de ontginning in het Jipsinghuizerveld.
In het Jipsinghuizerveld zijn plannen in voorbereiding tot het in cultuur brengen van omstreeks 175 H. A. aan verschillende eigenaren toebehoorenden woesten grond, gelegen tusschen de Duitsche grens en Westerwoldsch kanaal van de Jipsinghuizersluis tot de Sellingersluis.
De voorstreken van deze perceelen zijn gedeeltelijk ontgonnen en worden bewoond, waarom de N.V. zich voorgenomen heeft, evenwijdig aan het Westerwoldsche kanaal, een nieuw kanaal te trekken, dat bij de Sellingersluis verbinding krijgt met het Westerwoldsche kanaal, en voorts eenige zijwijken te graven, volgens veenkoloniaal systeem.
De meeste tot dit complex behoorende gronden, zijn reeds door de N.V. bij minnelijke schikking aangekocht en de bedoeling ligt voor, reeds dezen winter met het graven aan te vangen.
Uitbreiding van het bezit is noodig gebleken, sedert gaandeweg het aantal gemeenten, dat om toetreding heeft verzocht, is toegenomen. Behalve de gemeenten Groningen, Hoogezand, Sappemeer, Zuidbroek, Scheemda, Slochteren, Appingedam, Delfzijl, Onstwedde, Veendam, Wildervank, Muntendam en Nieuwe Pekela, die in de eerste jaren tot de N.V. toetraden, zijn voorloopig reeds aangenomen, of hebben toelating gevraagd de gemeenten: Bellingwolde, Winschoten, Meeden, Oude Pekela, De Leek, Grootegast, Oldekerk, Grijpskerk, Winsum, Noorddijk en Uithuizen, terwijl meer gemeenten overwegen tot de N.V. toe te treden.
Er zijn erbij, aldus de heer Buiskool, die aarzelen, omdat noodzakelijkerwijze de werkloozen uit hun gemeenten aangewezen worden om een week van huis te zijn, (wat wel een bezwaar is, maar toch geen onoverkomelijk bezwaar gebleken is te zijn), of omdat men van oordeel is, dat er in eigen omgeving nog wel vooreerst voldoende werk is voor de tewerkstelling van haar betrekkelijk klein aantal werkloozen. De slechte naam, die de Werkverschaffing in Westerwolde ln het algemeen in de provincie had, tengevolge van het feit, dat alleen in accoord wordt gewerkt, waardoor de loonen zeer uiteen loopen, terwijl voorts de tewerk gestelden op huisvesting in de barakken zijn aangewezen en dus, als gezegd, een geheele week van huis moeten zijn, is langzamerhand gewijzigd.
„Een feit is het, dat de mentaliteit van de tewerkgestelden belangrijk is veranderd en verbeterd en de gemiddelde arbeidsprestatie zeer ls toegenomen, en al zijn er verschillende personen, die het nog niet tot een redelijk loon kunnen brengen: uit de loonstaten blijkt, dat een gemiddeld loon van 15 gulden, bij behoorlijke arbeidsprestatie, wordt behaald, terwijl geschoolde flinke arbeiders, zooals er komen uit Veendam, Muntendam, Nw Pekela, Scheemda, en enkele andere gemeenten, een gemiddeld weekloon weten te behalen, dat ver boven f 15 uitgaat.”
Bij deze Centrale Werkverschaffing geldt als regel, dat het tarief stijgt naarmate de dagen korter worden, waardoor een gelijk loon over al de weken is te bereiken, al spreekt het wel vanzelf, dat de weersomstandigheden toch altijd in den winter wel oorzaak zijn, dat dan de loonen iets lager zijn dan in ’t voorjaar. Bovendien heeft bij een heel slechte week, tengevolge van onwerkbaar weer, de Rijksinspecteur het recht, na gepleegd overleg met den minister, een extra toeslag on het verdiende loon aan allen te geven, welke maatregel nu en dan is toegepast. Al deze maatregelen, zijn getroffen in het belang van de tewerkgestelde arbeiders, om zooveel mogelijk te bereiken, dat een redelijk loon kan worden verdiend en thuisgebracht.
„Door de steunregeling, vervolgde de Rijksinspecteur, is voor meer gemeenten, de gelegenheid geschapen om hun werkloozen aan productieven arbeid te helpen, wat ongetwijfeld beter is, dan het in het leven roepen van demoraliseerende steunregelingen, of het plaatsen van arbeiders bij allerlei prutswerkjes in de gemeente, van het immoreele keien kloppen niet eens gesproken. Verwacht mag worden, dat verschillende gemeentebesturen, die tot heden zich afzijdig gehouden hebben, de toelating zullen vragen, zoodat na enkele jaren de werkloosheidsbestrijding in de provincie Groningen, hoofdzakelijk bij de N.V. Ontginningsmaatschappij „Vereenigde Groninger Gemeenten” zal berusten.”
Vervolgens wees de heer Buiskool er op, dat verschillende werken, buiten de ontginningen der N.V., op het oogenblik in de provincie ook nog als werkverschaffingsobjecten onder handen zijn, zooals bijv. een uitvoerig kanalenplan van het waterschap „De Stobben” onder de gemeente Vlagtwedde; het graven van wijken onder Veelerveen; het graven van een verbindingskanaal achter de Blijhamster Bouwten; het aanleggen van een haven onder de gemeente Vlagtwedde, terwijl ln voorbereiding zijn groote waterwerken in het Sellingerveen. Behalve deze grootere werken zullen dezen winter ook buiten de N.V. om kleinere werken worden uitgevoerd met Rijkssubsidie, zooals onder Finsterwolde het afgraven van een Slapersdijk en het daarmee ophoogen van lager gelegen gronden aan den weg naar Ganzedijk ten bate van de uitvoering van de Landarbeiderswet aldaar en te Winschoten het dempen en egaliseeren van een groote zandgraverij op de Garst en kleinere werken in andere gemeenten, waarbij echter de voorwaarde is, dat geen werkloozen uit de desbetreffende gemeenten er bij geplaatst kunnen worden alvorens drie weken bij de C. V. te hebben gewerkt. Dit geschiedt om al te grooten toeloop te voorkomen en te bereiken, dat degenen, die werkelijk de werkverschaffing noodig hebben, hierbij kunnen worden geplaatst, aangezien dezen tegen een uitzending vooraf van drie weken naar Westerwolde geen bezwaar hebben.
Na deze uiteenzettingen hebben wij den heer Buiskool gevraagd naar zijn meening over den huidigen stand der werkloosheid en de verwachtingen voor de toekomst.
„Naar mijn oordeel, luidde het antwoord, is de crisls-werkloosheid voorbij. Er is nu een permanente werkloosheid, die het gevolg is van het verdwijnen der spaarzaamheid eenerzijds, en anderzijds van het feit, dat ten plattelande des winters al minder werk komt door de mechaniseering van het bedrijf. De loonen in het landbouwbedrijf zijn laag, doch dit kan niet anders, daar zij samenhangen met den prijs der producten. De laatste jaren heeft de boerenstand nog niet eens rente van zijn geld gekregen en dan is het wel niet mogelijk, dat de loonen verhoogd worden. De hooge koop- en huurprijzen hebben natuurlijk mee invloed op de bepaling der arbeidsloonen, doch in hoofdzaak is men aangewezen op de wereldmarkt. Op het oogenblik, om een voorbeeld te noemen, kan per 100 K.G. aardappelen niet meer dan f 1.35 bedongen worden en dan is het onmogelijk winst te maken. Ook de export-moeilijkheden leggen gewicht in de schaal.
„Ik verwacht in de komende jaren geen verdwijnen van de werkloosheid. Er zijn nu een 2000 à 2500 werkloozen in den winter, en ik zie den tijd niet, dat wij van de werkloosheid af zijn. Wij kunnen de periode van openstelling der werkverschaffing wellicht verkorten en misschien wordt de oeconomische toestand eens weer wat beter, doch u moet niet vergeten, dat ook de mentaliteit veranderd is. Wie zorgt er nu nog voor den winter een enkele uitzondering daargelaten.
Ook de eischen, die men aan het leven stelt zijn belangrijk verhoogd. Men is niet meer tevreden met hetzelfde, waar men vroeger genoegen mee nam. Ik zeg dit niet, om er een aanmerking op te maken, doch constateer slechts het feit. En met de feiten dienen wij rekening te houden.
De heer Buiskool vertelde ons verder van de belangstelling, die de werkverschaffing elders trekt, in binnen- zoowel als buitenland. Een bezoek van den Duitschen minister, dezen zomer, had ten gevolge, dat hem van die zijde een verzoek bereikte om in een brochure zijn bedoelingen en de verschillende methoden uiteen te zetten.
Op de vraag hoe lang er nog gelegenheid zal zijn woeste gronden in de provincie te ontginnen antwoordde de Rijksinspecteur, dat naar zijn schatting men nog wel 10 jaar zou kunnen doorwerken, voordat men buiten de provinciale grenzen zou moeten zien.
„Als het zoover komt, dan moet mijn opvolger zich daar het hoofd maar mee breken.” Ondertusschen is deze zaak echter ook nu reeds onder oogen gezien en heeft men bijv. gedacht aan ontginning in Drenthe.
Misschien echter, dat ook het streven naar beoefening van tuinbouw tegen dien tijd belangrijke resultaten oplevert. Voorloopig blijft men zoo lang mogelijk in de provincie, waar nog heel wat te ontginnen is.
Tenslotte memoreeren wij nog, dat over lateren verkoop van gronden reeds meermalen van gedachten gewisseld is. Zoo is hierbij een belangrijk punt, hoe groot de boerderijen zullen moeten zijn. Reeds is gebleken, dat een boerderij van 10—12 H.A. niet rendabel is en niet kan concurreeren met het grootbedrijf. De heer Buiskool is voorstander van plaatsen van circa 25 H.A. doch hij verheelt niet, dat het ook dan nog een moeilijk bestaan voor den boer is en deze er alleen komt, als hij altijd werkt en voldoende kennis en practische ervaring bezit.
Wanneer wij tenslotte onze indrukken van de besprekingen en mededeelingen van gistermiddag resumeeren. dan komen wij tot de conclusie, dat Groningen zich gelukkig mag achten, dat het een zoo ruime gelegenheid biedt tot werkverschaffing door productieven arbeid. Wij kunnen ons indenken, dat de N.V. — die door krachtige en kundige persoonlijkheden als de heeren Buiskool en Reinders tot bloei is gebracht — telkens aanvragen krijgt van gemeenten, die als lid willen worden toegelaten. De tijd schijnt niet verre meer, dat iedere gemeente in onze provincie, die met werkloosheid heeft te kampen (en welke gemeente verkeert niet in deze ongelukkige omstandigheid), lid der N.V. Is en zoo inderdaad de geheele Werkverschaffing in Groningen centraal geregeld zal zijn.
___________________________________________________________ |
Naar De Tolberter Petten