___________________________________________________________ |
05-01-1929 Nieuwsblad van het Noorden, zaterdag
INGEZONDEN.
„ELECTRA”.
Geachte Redactie.
Mag ik nogmaals eenige plaatsruimte van U vragen? Bij voorbaat mijn dank.
Het deed me veel genoegen dat door den heer Waterb. Ambt. van het Waterschap „Electra” de omstandigheden nog eens weer uitvoerig naar voren zijn gebracht betreffende de hoogwaterperiode uit den zomer van 1927.
In het bijzonder, dat het officieus kort verslag in de nieuwsbladen van pl.m. 9 Juli, hetwelk niet meer ter mijner beschikking was, in zijn geheel nog eens wordt gepubliceerd, omdat ook hieruit m.i. duidelijk blijkt, dar er toen door de leiding een verkeerde weg is bewandeld. Ik zal mij dus uitsluitend aan deze officiëele cijfers houden en aannemen, dat de enorme regenval niet in den nacht van Donderdag of Vrijdag, maar in dien van Vrijdag op Zaterdag 1 en 2 Juli heeft plaats gehad.
Het verslag begint met de mededeeling, dat er in de laatste dagen van Juni — dus precies vóór 1 en 2 Juli — een groote regenval heeft plaats gehad t.w. 74.5 m.M. te Assen, 70 m.M. te Lammerburen en 68.7 m.M. te Groningen. Deze hevige neerslag, gaat het verslag voort, kon door de sluizen van Zoutkamp in voldoende mate worden afgevoerd, zoodat de stand van het peil op Vrijdag 1 Juli v.m. 8 uur zelfs was teruggebracht op 5.2 c.M. boven Wkw. P.
Hierop volgde nu de bovengenoemde nacht van Vrijdag op Zaterdag, waarin volgens de officiëele gegevens de groote regenval heeft plaats gehad. Des Zaterdagsmorgens — 2 Juli — om 8 uur v.m. was ’t peil reeds gestegen tot 26.8 c.M. boven Wk. P. Laat ons een oogenblik bij deze situatie stilstaan.
Door den enormen regenval in de laatste dagen van Juni — zie boven — waren de gronden, onder het waterschap gelegen, overal van water verzadigd. De leiding wist, moest uit ervaring weten, dat er van deze vorige regens nog een groote massa water niet had kannen afvloeien wegens de belemmering to dezen tijd van het jaar door de vele waterplanten. Aan het slot van het verslag wordt hier nog op gewezen en dit feit zelfs even later onder mijn bijzondere aandacht gebracht. De leiding wist dus, dat slooten en tochten de nieuwe hevige regenval van 1 — 2 Juli evenmin als de gronden konden vasthouden. Men wist eveneens, dat deze regenval des morgens om 8 uur de peilschalen voor het grootste gedeelte nog niet had bereikt maar vast en zeker op komst moest zijn.
Wat blijkt nu uit het officiëele verslag?
Des Zaterdagsmorgens om 8 uur was het gemiddeld peil reeds gestegen tot 26.8 + Wk. P., dus reeds 6.8 cM boven het peil waarop als regel begonnen wordt met malen. Men zou mogen verwachten, dat er nu zoo snel mogelijk mee begonnen werd.
Maar, ondanks het te hooge peil bij de peilschalen, ondanks al het water, dat toevloeiende was, en de peilschalen nog niet had kunnen bereiken, ondanks de groote landbouwbelangen, die om dezen tijd van het jaar op het spel staan, liet men het gemaal werkeloos staan! Den geheelen dag en den daarop volgenden nacht.
Wat cijfers de peilschalen dien avond — 2 Juli — aanwezene vermeldt het verslag niet.
Het feit, dat het peil den volgenden morgen 8 uur gestegen was tot 46 cM. +, zegt evenwel in dezen genoeg. Met malen is evenwel rustig gewacht tot den Zondagnamiddag.
Hiermede meen ik aan de hand van officiëele cijfers duidelijk uiteengezet te hebben, dat de leiding van „Electra” wat betreft het behartigen van de belangen der ingelanden in dit geval te kort geschoten is.
Prijkt toch niet op de gevel van het gemaal de spreuk: „Verlaagde waterstand brengt meerder koren in het land!”?
Welnu, waar het geval in Nov. 1928 met geen enkel woord ls tegengesproken, meen ik als vaststaande te mogen constateeren, dat de buitengewoon hooge waterstanden van Juli 1927 en Nov. 1928 hadden kunnen worden beperkt, indien tijdig met malen was begonnen.
Uit vrees de aandacht te veel van deze hoofdzaak af te leiden, zal ik op de verdere opmerkingen in het artikel van den heer Ambtenaar niet ingaan. Alleen een enkel woord over de slot-alinea, daar deze zoowel met de becritiseerde gestie als met de directe geldelijke belangen van de ingelanden in verband staat. De bedoeling van dezen zin toch schijnt te zijn, dat er in bijzondere gevallen noodeloos steenkool zou worden verstookt, en wel als het gemaal van „Electra” ging malen en direct daarna een, door den zeekundigen adviseur verwacht laag getij, ook werkelijk intrad. Slaat men de geldelijke waarde van deze, dan misschien vergeefs verbruikte, brandstof evenwel om over het groot aantal H. A.’s onder dit waterschap liggende, dan schijnt mij dit bedrag per H.A. zóó miniem, dat ik me niet kan voorstellen, dat door Bestuur of ingeland eenig bezwaar tegen deze zekerheidspremie zal worden gemaakt.
M. de Red., ik hoop, dat de ingelanden van „Electra”, wat de behartiging hunner belangen betreft, eens met volle recht mogen instemmen met den heer Mansholt, wanneer deze uitroept tot andere waterschappen: „Neem een voorbeeld aan „Electra”!”
En dat mijn vrijmoedige critiek dit mee mag bevorderen.
E. TJ. HAACK. Oldehove, 3 Jan. 1929.
___________________________________________________________ |
Naar 1928 en 1929 “Electra een mislukking?”