03-11-1977: 70 jaar geleden: ongeluk van familie Van Panhuijs

___________________________________________________________

03-11-1977 Nieuwsblad van het Noorden, donderdag
NOORDER RONDBLIK 

70 jaar geleden: ongeluk van familie Van Panhuys

Zeventig jaar geleden — op de mistige avond van 6 november 1907 — werd het noorden opgeschrikt door een ongeluk, dat grote verslagenheid te weeg bracht. Een met twee paarden bespannen rijtuig reed het Hoendiep in. In de reiswagen zaten vier leden van de bekende familie Van Panhuys, die op Nienoord bij Leek woonden: jhr J. AE. A. van Panhuys, minister van Staat, zijn echtgenote mevrouw T. van Panhuys-Looxma, hun zoon jhr H. van Panhuys, burgemeester van Leek en diens echtgenote mevrouw Van Panhuys, geboren freule De Blocq van Scheltinga. Alle vier verdronken en met hen de huisknecht Meendert van Wijk, die naast de koetsier op de bok had gezeten. Alleen de koetsier bracht er het leven af Dit drama heeft de mensen van toen diep geschokt en de krant stond er uiteraard vol van.

De heer C. Zandinga, [] Groningen herinnerde mij aan dit tragisch gebeuren in een relaas over de Nienoord en zijn bewoners.
De heer Zandinga heeft kastelen en borgen tot speciale hobby gemaakt. Hij is lid van de Nederlandse Kastelen Stichtingen heelt in zijn leven heel wat excursies voorbereid naar kastelen en/of borgen

Het landgoed Nienoord bij Leek was in 1884 in uiterst desolate toestand door vererving in het bezit gekomen van jhr mr. J. A. A. van Panhuys, wiens moeder, Wendelina Cornera, baronesse Von Inn- und Kniphausen, een zuster was van jhr mr. Ferdinand Folef, die als baron Von Inn- und Kninhausen heer van Nienoord was van 1842 tot aan zijn overlijden in 1884. Hij stierf kinderloos. Vandaar de vererving op de familie Van Panhuys. 

Hij zal de Nienoord bij de ophouw zijn tegenwoordige vorm hebben gegeven, die haast identiek was aan zijn huis aan het Hereplein te Groningen (thans in gebruik als bankgebouw): een nog steeds omgracht 19e eeuws landhuis met een laag dak, veranda, balcons en wit gepleisterde gevels. 

Ook toen scheen er weer een bloeitijd op Nienoord aan te breken, maar helaas …. het noodlot sloeg weer toe. Op die donkere herfstavond van de zesde november 1907 reed nog laat een reiskoets op de slecht verlichte en gevaarlijke weg langs het Hoendiep. Een zeer dichte mist, die het uitzicht totaal belemmerde, heeft de koetsier waarschijnlijk parten gespeeld. Reeds was men de scherpe bocht hij de beide rolpalen en het tolhuis gepasseerd, toen de paarden de weg kwijtraakten, de reiswagen kantelde en in het Hoendiep stortte. 

De bewoners van het nabiigelegen tolhuis, de familie De Vries, hoorden een ontzettend lawaai en daarna hartverscheurende hulpkreten. Zij snelden naar buiten, maar als gevolg van de duisternis en de dichte mist, konden ze eerst niets onderscheiden en hun hulp mocht niet meer baten. Alle inzittenden stierven een jammerlijke verdrinkingsdood.

Het was ook wel een illuster gezelschap, want bij onderzoek bleken de slachtoffers vier leden van de familie Van Panhuys te zijn, alsmede de huisknecht/palfrenier Meendert van Wijk, die naast de koetsier op de bok zat. De koetsier Wouter Meijer raakte bewusteloos, maar kwam spoedig weer bij. Hij verbleef een paar dagen in het ziekenhuis.

Met ontzetting nam de bevolking van Stad en Ommelanden van dit tragische ongeval kennis. Jhr  Van Panhuys was o.a. burgemeester van Groningen, commissaris van de Koningin in Groningen en Overijssel en tenslotte vice-president van de Raad van State geweest, uit welke functie hij in 1897 om gezondheidsredenen ontslag nam en toen benoemd werd tot Minister van Staat. De familie ging toen op Nienoord wonen. 

Enkele dagen later reden vier lijkkoetsen aan het hoofd van een rouwstoet van Nienoord naar het oude kerkje van Midwolde. 

Er bleven twee jeugdige kleinkinderen, een jongen en een meisje, achter, maar zij zijn elders opgevoed en hebben niet op Nienoord gewoond. 

Op een van de fraai gebeeldhouwde toegangspoorten staat het merkwaardige opschrift: „Non ad habitandum sed ad coomorandum“, hetgeen wil zeggen “Niet om te bewonen maar om te vertoeven.”  

De grote tragiek van de dood van deze invloedrijke familie blijkt wel uit de ontreddering van het landgoed, die daarna optrad. 

Nienoord bleef lange tijd onbewoond en raakte tenslotte geheel verwaarloosd, tot de gemeente Leek het in 1950 aankocht. Het werd gerestaureerd en als Nationaal Rijtuigmuseum van de Stichting “Paard en Karos” in 1958 geopend. In haar jaarverslag over 1961 zegt het museum: Toen op 30 juni de as van de laatste mannelijke nakomeling der familie Van Panhuys-Nienoord, zijnde jhr AE. A. van Panhuys, in Amerika overleden, in Midwolde werd bijgezet, brachten de familieleden na de plechtigheid een informeel bezoek aan Nienoord. 

Het vierde jaarverslag noemt als:speciale bezoeker de Fürst zu Inn- und Knyphausen van Lütesburg in Oost Friesland, Duitsland, het hoofd van de familie, waarvan de Nederlandse tak tot 1884 ook Nienoord in bezit had en er woonde. 

In de Hervormde Kerk van Midwolde is een gedenkraam geplaatst, dat herinnert aan deze familie. In het linker gedeelte staat het wapen met er onder de woorden: Hulde aan de nagedachtenis van de slachtoffers der droeve ramp op 6 nov. 1907. Rechts staat een afbeelding van jhr A. E. van Panhuys met eronder de woorden: 1836-1907. Jhr mr. van Panhuys, minister van Staat, oudvice-president van de Raad van State.

___________________________________________________________

Naar De Families van de overledenen, het Monument en publicaties over het fatale ongeluk