___________________________________________________________ |
REGLEMENT OP DE JACHT EN VISSERIJE
in de Provincie van Groningen en Ommelanden benevens de Heerlijkheid van Wedde en Westerwoldingerlandt.
Wij, ANNE, bij der Gratie Godts Kroon-Princesse van Groot Brittannien, Princesse Douariére van Orange en Nassau, Gouvernante en Voogdesse van Zijne Hoogheid den Heere Prince van Orange en Nassau, Erfstadhouder, Capitain en Admiraal Generaal van de zeven Vereenigde Nederlanden, als mede Erf-Capitain en Admiraal Generaal van de Unie &c. &c. &c.
Allen den geenen die deze zullen zien ofte hooren lezen, Salut:
Doen te weten, dat Wij ter executie van het 45ste art. van het Reglement van den Jare 1749, en tot conservatie van de Jacht en Visserije in de Provincie van Groningen en Ommelanden benevens Wedde en Wedsterwoldingerland, hebben goedgevonden te ordonneeren en, statueeren, zoo als Wij ordonneren en statueren mits dezen.
Art. I.
Eerstelijk, dat in de voorschreve Provincie van Groningen en Ommelanden mitsgaders in de Heerlijkheid Wedde en Westerwoldingerland, Blijham en Bellingewolde,
Niemand zal mogen Jagen, dan die geene die uit hoofde van hare Goederen hierna gemeld, zullen werden bevonden te zijn geregtigt, sluitende uit, gelijk van oude tijden in deze Provincie heeft gevigeert, alle Persoonele digniteiten of andere Hooge beampten, except alleen sulke als in de navolgende articulen uitdrukkelijk zijn geëxpresseert en gequalisiceert.
Art. II.
Dat in de Oldambten, het Gorecht, de Heerlijkheid Wedde en Westerwoldingerland, Blijham en Bellingewolde, zullen mogen Jagen, als van oudts, de Heeren Burgermeesteren en Raden Oud en Nieuw, des StadtsS ijndicus, de Rentmeester en de beide Secretarissen; In den Oldampte de Drossaert van den Oldampte, als mede de Amptman van ‘t Cleij Oldampt in zijn district, in ‘t Gorecht de Amptman, en in de Heerlijkheid Wedde en Welterwoldingerlandt de Drossaardt, de twee Rigteren en de Rentmeester der Clooster Goederen; Item alle de Erfgezetenen bezittende in Eijgendom ofte pagt 24 Schadt Deimatten ofte 30 grazen Land, ofte 100 Deimatten Veene, ofte een half waardeel boven 20 grafen agt Caroli guldens in schatting doende: En dienvolgens zal een volle Erfgeseeten mogen Jagen door de geheele Jurisdictie daar de voorsz. Landen in gelegen zijn, zonder te mogen Jagen in eenig ander der voorschreve Districten daar zij in voegen als boven, niet zijn gegoedigt of gequalisiceert.
Art. III.
Dat in Sapmeer, niemand zal mogen Jagen dan de Heeren Burgermeesteren en Raad, de Stadts Sijndicus, de bei- de Secretarissen, de Rentmee ster van de Stadt en van de Stadts Veenen, en de Richter van Sapmeer.
Art. IV.
Dat in de Ommelanden niemand zal mogen Jagen dan diegeene, welke een staande regt stoel, of in ambulatoire Regtstoelen een Ommegang in de Clauw van het Redgerregt competeert, zullende die geene, welke een of meer Ommegangen in een Regt stoel mandelig hebben, Collegien en Societeiten daar onder begreepen, alle jaren een van haar moeten uitmaken, die uit aller naam het regt der Jagt exercere: des zal niemand verder mogen Jagen, als voor zoo verre de Jurisdictie van de Regt stoel in welke hij in voegen gemeld gequalificeert is, haar komt te extenderen.
Art. V.
Dat dewijl zedert eenigen tijd in de Ommelanden heeft in swang gegaan, een misbruik om het recht van Jagen van het recht van Jurisdictie te separeren en af te kopen, strijdig tegens de origineele Constitutie, zoo verklaren Wij alle zulke handelingen en separatien van nu af aan nul en nietig.
Art. VI.
Dat niemand buiten deze Provincie de Heerlijkheid Wedde en Westerwoldingerland woonende, in dezelve zal mogen Jagen of Schieten eenig Wild, schoon anders tot de Jagt mogt zijn geregtigt, zoodanig nogtans, dat dit alleen plaats zal hebben ten opzigte van dezulke die in een Provincie woonagtig zijn, alwaar gelijk regt vigeert, en dat de Lieutenant Houtvester niet zal vermogen, nog alleen, nog met Meester-Knapen,bij particulier consent,eenig ongequalisiceerde ter Jacht te admitteren in eenigerhande manieren.
Art. VII.
Dat geen Militaire Officieren (except den Commandeur van Groningen, en de Commandeurs van de Schanssen en Fortressen in de Heerlijkheid Wedde en Westerwoldingerland, aan de welke de Jacht word toegestaan voor zoo verre haar Canon kan afrekken) eenige Jacht zullen mogen exerceren, ten zij dezelve als boven is gemeld, wegens wegens hunne goederen daar toe waren gequalisiceert.
Art. VIII.
Dat alle die geene die ingevolge vooren staande Articulen, tot de Jacht niet zijn gequalisiceert, en zig egter zouden mogen verstouten eeniger hande Jacht te exercéren, t’ elken reize zullen verbeuren een boete van twintig Caroli guldens, en daar en boven nog tien gelijke guldens voor ieder gevange of geschoten. stuk Wildt, boven en behalven de verbeurre van de Honden of ander Jachttuig, en de kosten van de Procedures.
Art. IX.
Dat omme voor te komen menigvuldige bekeuringen en Processen welke veroorzaakt zouden kunnen worden uit ignorantie van de qualiteit van die geene die onder de Titulen of Rechten hier vooren gemeld, of anders hen onderwinden te Jagen; mits dezen wordt ge statueert, dat een iegelijk die voortaan onder al zulke Titulen of Rechten zal willen Jagen,’t zij in de Ommelanden, ’t zij elders, alvorens gehouden zal zijn ter Secretarije van het Jagt Gerichte zijn qualiteit te registreren, en des verzocht voor Lieutenant Houtvester en Meester-Knapen te konnen justisiceren, waar toe in de Ommelanden genoeg zal zijn te toonen dat iemand in de Clauwboeken en Registers der Redgerregten bij de Hooge Justitie Kamer is erkent te hebben het regt tot een staande Jurisdictie of tot een Ommegang in een ambulalatoire Jurisdictie in voegen art. 4. gemeld, zullende die gene, zoo in gebreeken mogt blijven zijn qualiteit invoegen verhaalt te registreren en Justisiceren, als ongequalisiceert worden bekeurt en aangebragt, en daar op tegen hem geprocedeert: En zal ter Secretarie van het Jacht Gerichte van alle het geene voorsz. is behoorlijke aanteekeninge en register moeten worden gehouden waar in ook jaarlijks de Heeren Burgermeesteren en Raad der Stadt Groningen zullen laten registreren de Lijst van hare Regeeringe.
Art. X.
Dat niemand, of schoon ter Jacht gequalificeert, met een ander gequalificeerde zal mogen maken een gespan of met zamen geraapte of geleende Honden Jagen, maar ieder zal moeten Jagen met zijn eijgen Honden bij de boete van vijftig guldens, mitsgaders verbeurte van de Honden, en een jaar gepriveert te zijn van de exercitie van de Jacht.
Art. XI.
Dat iemand, ter Jacht niet gequalisiceert, bevonden wordende voor zich zelven, of voor andere ongequalificeerden Wind of Jacht Honden te houden, zal vervallen in de boete van tien Caroli guldens voor ieder hondt.
En wanneer een gequalisiceerde ter Jacht; bij een ongequalificeerde een Hond of Honden mogt willen doen opvoeden of in de kost doen houden, zal hij verpligt zijn daarvan een acte te ligten ter Secretarie van het Jacht Gerichte, door den Lieutenant Houtvester geteekent bij pœne als boven van tien Caroli guldens; en zullen alle Honden ten platten Lande, en alle andere die in het Veld gaan, moeten wezen gekoppelt of gebongeld, zoodanig dat dezelve geen Wild kunnen beschadigen, en zulks van den 1sten Maart tot den 15den September toe, op pœne van een daalder voor de eerste reize, en dubbeld voor de tweede reize, zullende daar en boven de Toezienders op de Jacht vrije staan dezelve Honden dood te schieten.
Art. XII.
Dat niemand zich zal vervorderen eenige Hazen, Patrijzen of ander Wildt te Jagen, te schieten of te vangen, tuschen den. 1sten Januarii en den 15 September, op pœne van vijftig Caroli Guldens voor ieder Contraventie, en tien guldens voor ieder stuk gevangen Wildt, en de verbeurte van Honden en Jacht Instrumenten.
Art. XIII.
Dat alle Patrijs een Jaarige of oude hennekens losgelaten zullen worden, wanneer dezelve met een voorstaande Hond of op eenigerhande wijze levendig gevangen zullen zijn bij pœne van tien Caroli Guldens.
Art. XIV.
Dat op Sondagen, Beede en andere Feestdagen, en voor Sonnen opgang en na Sonnen ondergang allerhande Jacht zal zijn verboden, op verbeurte van het dubbeld van de Breuken bij deze ordonnantie uijtgedrukt.
Art. XV.
Dat van ‘s gelijken niemand zig zal verstouten, om met en tijde als er Sneeuw legt eenig Haas, Patrijs of ander Wilt in eeniger manieren te Jagen, na te speuren, te Schieten, of te vangen, of met Honden ofte Snaphaanen door het veldt te gaan, bij de zelfde pœnen als articulo 13 zijn gestatueert.
Art. XVI.
Dat niemant zoo tot de Jacht ongerechtigt is zig zal vervorderen, met eenige Roers, Bussen of Boogen op de Loer te zitten of te staan in eenige Bosschen, Wildernissen of Plaatzen daar zig Wildt onthoud, zullende ook niemand wie hij zij aldaar mogen zetten of stellen eenigerhande Strikken, Steekgaarens, vallen, klemmen of andere Instrumenten, om daar mede Haas of eenig ander Wildt te vangen of te beschadigen op pœne van telken reize te verbeuren vijftig guldens; En om te beter te ontdekken, wie zig aan het zetten of stellen van de voorsz. strikken, steekgaarens, vallen, klemmen of andere Instrumenten hebben schuldig gemaakt, zullen de Bruijkers of Eijgenaars van ‘t Land of Plaatze waar op dezelve werden bevonden, gehouden zijn onder Eede te verklaaren zulks niet te hebben gedaan, nog laaten doen, en ook niet te weten door wie het is geschiet, of zullen dezelve bij gebreeke van de voorsz, verklaringe de voorsz. boete onderheevig zijn, waarinne ook zullen vervallen die geene in wiens Huijs of Woonplaats sodanige Instrumenten werden gevonden: ten zij dezelve zig onder Eede expurgeeren als vooren; En zal ook niemand vermogen eenige Eijeren van Veldhoenderen en diergelijke Edel gevogelte op te raapen, verkoopen of uit den Lande te vervoeren op pœne van vijftig Car. guldens.
Art. XVII.
Dat niemand, die gequalificeert is tot de jagt, eenig Wildt door hem gevangen, zal mogen verkoopen, verruijlen of aan anderen voor geld of gelds waarde overdoen, of het zelve verzenden om verkogt of verruijlt te werden, oppœne van gepriveert te werden van zijne qualificatie tot de jacht voor altoos: Van gelijken zal geen Polinier of wie het anders zoude mogen wezen eenig Wildt van buiten in de Provincie gekomen mogen verkoopen buiten den tijdt hier vooren tot de Jacht bepaalt, op pœne van twintig guldens voor ijder Haas en tien guldens voor ijder Patrijs of diergelijk Wildt : En zullen de voorschreve verkoopers gehouden zijn (des gerequireert) op te geven van wie zij het Wildt hebben gekogt, of anders hen bij Eede te purgeeren den perzoon van wie zij het hebben gekogt of door wien het hen is gebragt, niet te kennen, op gelijke pœne alsvooren.
Art. XVIII.
En dat om de frauden in het vooren staande articul gemeld te beter voor te komen of te ontdekken, geen Haasen, Patrijsen of eenig ander Wildt, zullen mogen verzenden tot een present, zoo wel binnen als buiten de Provincie, nog geen Schippers ofte Voerluijden eenig Wildt vermogen mede te neemen ofte vervoeren zonder een eijgenhandig geteekent addres van den verzender, of van iemand zijnent wegen. Zullende niettemin op het voorsz. addres als dan moeten. staan van wie het Wildt komt; En wanneer het maar alleen aan iemand werd gebragt, zal het door eijgen Domesticquen moeten geschieden op pœne van tien guldens, en verbeurte van het Wildt: En zal ook niemand eenig Wildt hoe genaamt in besloten kisten of korven mogen versenden dan met een addres als boven gemeld, op gelijke boete als vooren.
Art. XIX.
Dat niemand voor een ander zal mogen Jagen als met assumtie van Zijn gebroode Dienaar: Ook zal niemand in ieder district of regtstoel alwaar hij tot de jacht geregtigt is meer als een Jager mogen aan stellen, wiens naam en woonplaats aan den Lieutenant Houtvester zal moeten worden opgegeven, met expressie van de plaatzen daar hij gedenkt te jagen, om door den Secretaris in een register te worden aangeteekent, waar van aan hem een Extract zal worden gegeven: en zal deze Registratie moeten geschieden alvorens te mogen jagen of schieten, op pœne van vijfen twintig Caroli guldens .
Art. XX.
Dat geene generale Vosse Jagten zullen mogen worden gehouden, dan met expres consent van den Lieutenant Houtvester: ook zal niemand Otters, Vossen en Roofvogels mogen jagen, vangen of schieten, dan alleen diegeene die tot de jagt geregtigt zijn, op pœne van vijfentwintig Caroli guldens, ten zij dat dezelve bij acte daar toe speciaale permissie zullen hebben bekomen van den Lieutenant Houtvester.
Art. XXI.
Dat niemant zal vermogen bij eenige Kooijen of Horden eenig Wildt te schieten of op eenige manier zijn Roer af te schieten op vierhonderd Konings Roeden daar omtrent, of dezelve op eenige manier stooren of beroeren, op pœne van telken reijze te verbeuren vijftig Caroli. Guldens boven het Roer of ander schiet geweer.
Art. XXII.
Dat niemand eenige gemerkte Eenden, Kolgansen, Duijven, Roep of Huijs Eenden, Smienten, Slobben of ander gevogelte een ander toebehoorende sal mogen schieten of vangen, bij verbeurte van zes gulden voor ieder Vogel, ten zij het zelve bevonden wierd hem in zijn Land schade toe te brengen, en den eijgenaar naar voorgaande denunciatie weijgerde of naalatig bleef het zelve op te sluijten.
SWAANE JACHT.
Art. XXIII.
Dat niemand het recht van de Swaane Jacht hebbende (waar toe een ieder die het regt tot de jagt heeft mede gequalisiceert is) vluchtige Swaanen, een ander die het zelve recht heeft toebehoorende, zal mogen ontwennen, ofte gebonden aan een touw zetten, op pœne van vijf en twintig guldens voor ieder Swaan, en restitutie van de Swaanen aan den Eijgenaar.
Art. XXIV.
Dat insgelijks niemand eens anders jonge Swaanen zal mogen onttrekken, ontwennen of ontneemen: nog Swaane Eijeren uit de Nesten neemen bij pœne van vijfentwintig guldens voor ieder jonge Swaane of Eij, en ses guldens voor ieder derzelve aan den Eijgenaar.
Art. XXV.
In welke boete mede zullen vervallen alle die geene, bij welke eenige Swaane Eijeren bevonden worden, ten waare haar onschult konden aantoonen, en den Perzoon noemen van welke zij de Eijeren gekregen hadden.
Art. XXVI.
Die Swaanen jaagt om de pennen te schieten zal verbeuren tien Caroli guldens.
Art. XXVII.
Niemand mag pennen zoeken voor Zonnen opgang of na Zonnen ondergang op pœne van tien Caroli guldens.
Art. XXVIII.
Ingevalle eenige Swaanen haar onthouden om jongen voort te brengen op eens anders Land, zal niemand, en alzoo ook niet den Eijgenaar van dat Land, dezelve mogen verjagen, op pœne van tien Caroli guldens, en ses gelijke guldens ten profijte van den Eijgenaar der Swaanen, maar die het Land toebehoort, zal met kennis van den Eijgenaar van elk paar oude Swaanen een Jonge mogen neemen, zullende andersints den Eijgenaar der Swaanen verpligt zijn van ieder nest een Caroli gulden aan den Eijgenaar van het Land te voldoen.
Art. XXIX.
Niemand zal oude of jonge Swaanen mogen Doodslaan, schieten of vangen die bolstaart en aan de vleugels gemerkt zijn, op pœne van vijfentwintig Caroli guldens en ses gelijke guldens ten profijte van den Eijgenaar voor ieder Swaan.
Art. XXX.
Niemand zal Wilde of onbekende Swaanen mogen merken, zoo hij tot de Swaane Jacht niet geregtigt is, bij pœne van tien Caroli guldens voor ieder Swaan, en soo wanneer iemand die ter Swaane Jacht geregtigt is, onbekende Swaanen gemerkt hadde, en dezelve daar na bekent mogten worden, zal een ieder gehouden zijn dezelve aan den Eijgenaar op de eerste aanmaaninge over te geven; En bij aldien hij onwillig is zulks op de eerste aanmaninge te doen, zal hij verbeuren tien Caroli guldens, en zes guldens voor den Eijgenaar van ieder Swaan.
Art. XXXI.
Niemand zal geroofde Swaanen ter merkt brengen, op pœne van vijf en twintig guldens, verbeurte van dezelve Swaanen en zes Caroli guldens daar en boven voor ieder Swaan aan den Eijgenaar.
Art. XXXII.
Geen Jonge Swaanen zullen mogen worden gejaagt, door de persoonen die het recht tot de Swaanen Jacht hebben voor den 15 September, op pœne dat die geene die voor den voorsz. tijdt haar mogten verstouten dezelve te Jagen of te vangen, vervallen zullen in een boete van vijf en twintig Daalders.
VISSCHERIJEN.
Art. XXXIII.
In ieder der respective Districten van de Provincie van Stadt Groningen en Ommelanden, benevens Wedde en Westerwoldingerland zullen mogen vissen als voor dezen alle die geene die Jure daar toe zijn geregtigt, met uitsluijtinge van alle ongequalisiceerden.
Art. XXXIV.
Geene Vreemdelingen zullen vermogen te doen vissen, alschoon gequalisiceert, tenzij dezelve in perzoon kwaamen haare goederen te visiteeren, bij pœne van vijf en twintig guldens.
Art. XXXV.
Niemand zal in eens anders particuliere Grachten, Slooten, Kolken ofte Meeren hem in eijgendom behoorende mogen vissen, alschoon gequalisiceert, op pœne van Honderd Caroli guldens,
Art. XXXVI.
Niemand zal zig verstouten met Fuiken of eenig ander vis gereedschap te vissen in Togten of Zijl Rieden of Slooten en Grachten die met gemeene wateren communicatie hebben, en daar in uitloopen, soo hij niet geregtigt is om in zulke gemeene wateren zelve te vissen op pœne van vijf en twintig guldens. Alleenlijk word toegelaaten dat een ieder moge hengelen langs de publicque wegen en in lopende wateren, maar die met visjes hengelt, of met zet of schot angels vist, zal verbeuren twaalf guldens en het gereedschap.
Art. XXXVII.
Niemand zal Aal ofte andere vis mogen vissen in andere Luiden haar setten, wateren ofte Stroomen, op de verbeurte van de Fuijken, Netten en andere Instrumenten, als mede van de Schepen daar mede zij vissen zullen, en de boete van vijf en twintig guldens.
Art. XXXVIII.
En om voor te komen meenigvuldige dispuiten daar uit konnende gebooren worden, zoo zal een ieder gehouden zijn alle zijne particuliere geregtigheden van Visserijen in Vaarten, Zijlen, Tillen, Setten en opene Waters ter Secretarie van het Jacht-Gerichte te laaten Registreren: (uitgezondert die der Ommelanden die zulk eene Registratie bereidts bij de Hooge Justitie Kamer hebben laten doen) en des gerequireert zijnde, voor den Lieutenant Houtvester en Meesterknaapen te Justisiceeren, op pœne van als ongeregtigt te werden aangemerkt en gestraft.
Art. XXXIX.
Alle Zijl-Bewaarders en Sluijs-Meesters word bij dezen verboden eenige Netten of Vistuijg, hoedanig dezelve zouden mogen zijn, in haar respective Zijlen, Sluijsen, of Verlaaten te zetten, en te houden, op pœne van honderd Caroli guldens.
Art. XL.
Niemand zal mogen stricken of breijden eenige Zeegens of Zeinen, dan over vier Schilden naaden, op de Secretarie van het Jacht-Gerichte berustende, te weeten de grootste voor aan de vleugels naa het schilt 1ste de kleinste aan de Steert geteekent met de zak of kuil, en de andere twee tusschen beiden na de Schilden geteekent 2de en 3de Vleugel, gelijk mede geen baarsnetten of schakels als na de schilden ter Secretarie van de Houtvesterije berustende, te weten de Baarsnetten na het Schilt geteekent Baarsnet, en de Schakels geteekent na het Schilt, geteekent Schakels (waar van een ieder de maate ter Secretarie van het Jacht-Gerichte zal kunnen bekoomen, gelijk dezelve ook aan de Bediendens van het Jacht-Gerichte zullen worden gegeven) Nogte zal ook iemand met dezelve mogen vissen bij pœne van vijf en twintig guldens en verbeurte van de Schepen en Netten.
Art. XLI.
Niemand zal eenige Vijvers, Wateren of Gragten mogen infecteeren, vergiftigen, of andere diergelijke verbodene practijcquen gebruijken om de vissen te vangen en te vernielen bij pœne van hondert Caroli guldens.
Art. XLII.
Niemand zal zig vervorderen te vissen met eenigerhande vistuig van Netten, Want, Hengelroeden, of andere Instrumenten, bekent of onbekent, in de Rivieren, Meiren of binnen wateren van deze Provincie, benevens Wedde en Westerwoldingerland in de tijd van drie weeken voor en drie weeken na Primo Maij, op pœne van vijftig Caroli guldens, en verbeurte van de schuijt, want en vistuig, voor de eerstemaal, en eens gecorrigeert zijnde honderd Caroli guldens, verbeurte van de voorn: Gereedschappen en voor een Jaar gepriveert te zijn van ‘t Recht van visserij, en zal zig niemandt inwendig den voorschreven tijd vervorderen om met Netten, Korven, of eenig ander vistuig van de gemeene wegaf in ‘t veld te gaan, bij verbeurte van twaalf gulden en het vistuig, en is het bij Nachte vijf en twintig guldens.
Art. XLIII.
Aan ieder gequalisiceerde tot de Jacht of Visserij respectivelijk zal het vrij staan om allen den geenen die tegen deze Onze Ordonnantie zullen aangaan of daar aan contravenieren te bekeuren, en zoo zij kunnen van hun Jacht of Visgereedschap te ontzetten: Des dat dezelve gehouden zullen zijn, zoo ras doenlijk daar van kennisse te geven aan een Bediende van het Jacht-Gerichte, en aan denzelven de afgenome Instrumenten ter hand te. stellen, immers inwendig drie maal vier en twintig uuren daar van kennisse te geven aan den Secretaris of Fiscaal van het Jacht-Gerichte: En zal daar op den bekeurden zoo ras doenlijk nader door een bediende van het Jacht-Gerichte die bekeuringe worden aangezegt, en hij vervolgens debité worden geciteert.
Art. XLIV.
En bij aldien men de overtreders van vooren staande articulen niet op der daad konde bevinden, zoo zal den Lieutenant Houtvester tot binnen den tijdt van een jaar daar na actie mogen in stitueren, beter kennisse bekomen hebbende.
Art. XLV.
Zoo verre eenige onmondige Kinderen of Dienstboden in de boeten in dezen gemeldt mogen komen te vervallen, zal men dezelve op hun Ouders, Voormombers, en Broodheeren respectivelijk mogen verhaalen, die daar voor aanspraakelijk en executabel zullen zijn: ten ware zij ten opzigte der Dienstboden, des gerequireert, onder Eede zouden konnen verklaaren daar toe geen de minste last gegeven te hebben, als wanneer de boete van de Dienstboden zal worden gevordert.
Art. XLVI.
Alle Drosten, Ambtmannen, Richters, Grietslieden, Amptenaren, en hunne Bediendens worden mits dezen gelast, aan de bedienden van het Jacht-Gerichte, in het bedrijf van hun Ampt (des gerequireert) alle behoorlijke assistentie te doen: en in cas van resistentie of anderszints des van noden, de Delinquanten provisioneel te consineren en aan het Jacht-Gericht over te geven.
Art. XLVII.
Indien iemand het zij wie het zij, doende tegens deze te de Ordonnantie, de Dienaars van de Houtvesterije, of andere daar toe bevel hebbende, dreijgde, kwalijk toesprak of feijtelijk bejegende, zal dezelve ’t elken reijze boven de boete van de contraventie nog verbeuren vijftig Caroli guldens, en zal voorts naar bevinding van zaaken, teegens dezelve crimineelijk tot bannissement konnen werden geprocedeert zonder verder, en tegen het bannissement inkomende tot twee jaren consinement.
Art. XLVIII.
Den Lieutenant Houtvester zal alle overtreders van deze Ordonnantie van wat qualiteit of Charge die zijn, het zij Militairen of andere, moeten Calangeeren en te recht. stellen alleen voor het Jacht-Gerichte, en tegens Dezelve ter cause van alle contraventien en Delicten op de Jacht en Visserije, zoodanigen eijsch en conclusie doen neemen als de zaak zal vereijsschen, waar op het Jacht-Gerichte op den eersten Rechtdagh sommierlijk, de plano en zonder eenige verdere Provocatie in het laatste ressort, alleen zal oordeelen en recht doen ; ten ware de om standigheden mogten vereijsschen dat aan de beklaagde een convenable tijdt wierde vergunt, om zijn onschuld te doen blijken.
Art. XLIX.
Dat het Jacht-Gerichte zal vermogen Uitheemsche Perzoonen die in deze Provincie benevens Wedde en Westerwoldingerlandt komen Jagen, Schieten of Vissen, of tegen dit ons Reglement in eeniger maniere te contravenieeren: Ook Inlandsche loopende Gesellen, die geen goederen hebben, het Jacht Reglement overtredende, te doen arresteeren en (zoo voor boete en kosten geen cautie konnen. stellen) te laten bewaaren, en schuldig bevonden wordende en onvermogend o m het gewijsde te voldoen daar over te straffen met Bannissement en niet verder.
Art. L.
Zullende voorts alle overtreders door den Deurwaarder worden geciteert, die daar voor niet meer als de Loopers van de Hooge Justitie Kamer voor hare Exploicten zal genieten; En zal als dan de geciteerden moeten Compareeren op de ordinaire vergaderinge van hetJacht Gerichte tentijde en uure als hem zal worden aangezegt; welke vergaderinge zal werden gehouden op een der vertrekkameren van het Provinciaal Huijs binnen Groningen, en zullen die geene die in perzoon geciteert zijn, en niet compareren, ingevalle de Boete vijftig guldens of daar onder is, kunnen worden gecondemneert in zoo verre van haar overtredinge blijke; Doch het Exploit niet aan de perzoon gedaan zijnde of de boete boven de vijftig Guldens monteerende, zal op nieuws citatie moeten werden gedaan, en als dan niet comparerende ,zal op de tweede citatie in contumaciam recht worden gedaan: except in crimineele zaken, in welke bij drie Contumacien en intendit zal worden geprocedeert,
Art. LI.
De Executien der Sententien uit hoofde van dit Placaat en Ordonnantie zullen moeten werden gedaan en gedirigeert door de Deurwaarder van het Jacht-Gerichte ingevolge het 8 Articul van de Instructie voor het Jacht-Gerichte gestatueert. En werden hier mede alle voorige Placaaten op de Jagten en Visserije gemaakt gederogeert, behoudens aan ons de ampliatie of alteratie van deze onze Ordonnantie.
Gegeven te Dieren onder onze Handtteekening en het Furstelijk zegel den 2den Augusti 1752.
ANNE
Ter Ordonnantie van Haare Koninklijke Hoogheid
J: de BACK.
___________________________________________________________ |
Instructie voor het Jagt Gerichte mitsgaders Reglement op de Jagt en Visserije, in de Provincie van Groningen en Ommelanden, benevens de Heerlijkheid van Wedde en Westerwoldingerlandt.
Te Groningen,
Bij Jacob Bolt, Provincie Boek-Drukker. 1761.
IV.
REGISTER OP DE INSTRUCTIE VOOR HET JAGT-GERICHTE, MITSGADERS REGLEMENT OP DE JAGT EN VISSERijE, IN DE PROVINCIE VAN STADT EN LANDE.
INSTRUCTIE voor het Jagt Gerichte, pag. 3
REGLEMENT op de jagt, pag. 7
Op de Swaane Jagt, pag. 15
Op de Visscherijen, pag. 17
EINDE.
Prijzen van de Verzameling REGLEMENTEN.
De vier gedeeltens, met II. a en de PUBLICATIEN Compleet kosten ingenaid 3 – 2 – 0
II. a appart 0 – 8 – 0
III. Reglement op de Zijlvesten 1- 2 – 0
De Publicatien appart 0 – 4 – 0
IV. ‘t Jagt Reglement 0 – 4 – 0
De Boekbinder, gelieve de Verzameling van REGLEMENTEN, dus in orde te schikken:
1 Een vel voorwerk, met het Princen Wapen.
2 Het Reglement I. Sign. A – H van pag. 1 tot 60.
3 Het Reglement II. Sign. A – T van pag. 1 tot 150.
4 Ordonnantien II. a Sign. V – Dd van pag. 151 – 208.
5 Reglement III. Sign. A – Z van pag. 1 tot 175.
6 Instructie IV. Sign. A – D van pag. 1 tot 24.
___________________________________________________________ |
Naar Roelf Eijes (van Kammen): Jacht en Visserij