___________________________________________________________ |
02-07-1940 Nieuwe Provinciale Groninger Courant, dinsdag
VAN HET PROVINCIEHUIS ZOMERZITTING 1940.
Overzicht.
De Staten vergaderen. — Bewijs van vertrouwen. — Ongeldige tegenspraak. — De goede zorg. — Een voordeelige rekening. — Electra zonder electriciteit. — Een geval voor „Eureka.”
Onze Staten vergaderen weer om de belangen van de provincie te behartigen. De gewone zomervergadering op den gewonen tijd. Dit is een feit, dat wij met dankbaarheid mogen constateeren.
Een feit, dat ons duidelijk maakt, hoe de bezettende macht er prijs op stelt, dat de bestaande besturen van stad en lande hun arbeid rustig voortzetten.
De „Deutsche Zeitung in den Niederlanden” schreef, dat ook hierin een bewijs ligt van het vertrouwen van den rijkscommissaris. En voorts dat ook in de bijzondere omstandigheden waarin ons land thans verkeert voor het politieke leven de gelegenheid bestaat voor meenigsuiting in vereeniging, vergadering en in de pers.
Onze gemeenteraden hebben vergaderd en ook de Staten zijn als gewoon bijeengeroepen.
Er zijn er in ons land, die dit blijkbaar niet verstaan. Wij hebben in de pers toch het verhaal geezen van een statenvergadering, waaruit enkele leden vertrokken, zeggende, dat zij deze instelling, althans zooals zij daar aanwezig was, niet meer erkenden.
Ongeldige tegenspraak. Want het Duitsche gezag heeft het nu voor een ieder duidelijk gemaakt, dat het wel deze lichamen erkent en op voortzetting van den arbeid, gelijk trouwens in heel het leven, prijs stelt.
Zoo komen dan ook onze Staten bijeen.
En wij mogen, hetgeen ten onzent mogelijk blijft, waarderen.
Het kan niet anders dan de goede verhoudingen in deze omstandigheden bevonden, iets waarop van beide kanten prijs wordt gesteld. En wie wie daartegen zoude gaaningaan, dient ons volk en vaderland niet.
Dat zal trouwens heel ons volk verstaan.
En wij mogen er op rekenen, dat onze Staten-provinciaal zullen toonen hun roeping te verstaan, vooral, waar zij zich mogen verheugen in een leiding, waarvoor wij niet dankbaar genoeg kunnen zijn.
Het zijn nu hoofdzakelijk waterstaatszaken, die aan de orde komen. En zooals wij weten leverden die niet steeds veel stof tot discussie.
In onze staten en raden werd zeer zeker wel eens te veel gesproken over dingen, die in zich zelve nu juist geen groote waarde hadden, en men was wel eens te lang van stof.
Zonder gebreken zijn onze staatsinstellingen niet, omdat zij door menschen met gebreken werden gevormd. En er was wel eens iets, dat men den zonderlingen naam van „democratie” gaf, maar dat met onze volksvrijheden en met een goede zorg voor de aan de orde zijnde belangen, niet zoo heel veel te maken had.
In dit opzicht mogen wij ons herzien.
Maar dit belette toch een vrije behandeling van de zaken niet en het belette ook niet, dat, zooals in onze staten, alles werd gedaan om die zaken zoo goed mogelijk te verzorgen.
Als wij bijv. letten op het beheer der financiën dan konden wij altijd weer constateeren, dat dit beheer waarlijk niet ging naar allerlei z.g.n. nieuwe denkbeelden over „koopkracht” en dergelijke meer, waarbij dan werd vergeten, dat het geld ruilmiddel, geen oorzaak van wezenlijke welvaart is. Vrucht en geen boom.
Neen, hier werd een zeer ouderwetsch beheer gevormd. Het ging uit van de gedachte, dat men niet meer moet uitgeven dan er inkomt en dat men moet zorgen ook voor de toekomst. Dus sparen. Sparen, ook in den vorm van het beleggen van gelden in allerlei productieve werken.
[]
En nu gaan wij naar ons polderland.
Het aantal waterschappen is weer één vermeerderd.
Het heeft, althans wat het eerste stuk van den naam betreft, een voor den ]jongst verleden tijd geen onbekende klank; want het is gedoopt: Jipsing-Boertange.
Ten behoeve van een complex gronden in die buurt is een hoofdwijk met een dwarswijk gegraven en vorst is er een brug gelegd en een duiker aangebracht.
Dat alles levert voldoende gegevens om een complex gronden te verheffen tot een eigen rijk, een waterschap. Want die werken moeten worden onderhouden en daarvoor moeten de bezitters der gronden zorgen. Een reglement is dus saamgesteld, bezwaren waren er niet. Wij mogen wel aannemen, dat hier geen beletsel voorts zal rijzen.
Wij spraken over een naam. Het waterschap E l e c t r a zal stellig zijn naam hebben gekregen omdat er zoo iets als electriciteit in de wereld was.
Nu wordt een wijziging voorgesteld in het reglement van dit waterschap in verband met het feit, dat men allen, die er wil van hebben ook mee wil laten betalen in de lasten. Dat is niet meer dan billijk, hoewel er in dit geval altijd wel bezwaren zijn.
Aan den naam Electra tornt men echter in de desbetreffende voordracht niet, al zou er reden voor zijn.
In artikel 2 wordt toch gesproken van een e l e c t r i s c h watergemaal. En nu zou het waterschapsbestuur gaarne zien, dat het woord e l e c t r i s c h uitviel, opdat de mogelijkheid wordt geopend, dat men ook andere dan electrische drijfkracht kan toepassen.
Hier zien we nu wel een gevolg van de huidige omstandigheden. Er zijn meer van die veranderingen.
De afgeschafte treintjes, die voor de bus moesten wijken, kwamen zegevierend terug.
Zelfs probeerde de trekschuit hier en daar een kansje.
En zoo kan men het Electra niet kwalijk nemen, als zij er op bedacht is, dat het electrische wel eens in den steek zoude kunnen laten. Maar het waterschap blijft er Electra om. Daar zal wel geen bezwaar tegen rijzen.
[]
___________________________________________________________ |
Naar 1940: Aanschaf van 2 Stork Dieselmotoren