02-01-1929: Commentaar op ingezonden stuk E. Tj. Haack

___________________________________________________________

02-01-1929 Nieuwsblad van het Noorden, woensdag

INGEZONDEN. „ELECTRA”.
M. d. R.
Naar aanleiding van het ingezonden stuk van den heer E. Tj. Haack
— „Electra” een mislukking—,
voorkomende in uw blad van 29 December, zag ik gaarne het volgende in uw blad opgenomen. Bij voorbaat mijn dank.

Het is geenszins mijn bedoeling een pleidooi te houden over het nut, dat er voor het waterschap „Electra” in is gelegen een boezemgemaal te hebben; ik wil alleen even wijzen op eenige onjuistheden, die in het ingezonden stuk voorkomen.
1e. De door den heer E. Tj. Haack bedoelde groote regenval in den zomer van 1927 had niet plaats „op een nacht van Donderdag op Vrijdag”, doch is, volgens de officieele opgaven van den regenval van ‘Groningen en Assen en volgens den regenmeter van het waterschap te Lammerburen, voorgekomen in den nacht van Vrijdag 1 Juli op Zaterdag 2 Juli.

Nu maakt het voor het waterbezwaar in het Watersch. „Electra” geen verschil of de regen 24 uur vroeger of later is gevallen; doch voor iemand, die op den uitkijk staat of de pijp van het boezemgemaal begint te rooken, is 24 uur langer of korter wachten, vooral bij slecht weer, een heele rek.
Meerdere bijzonderheden omtrent de aan vorengenoemden regenval gevolgde maalperiode van het boezemgemaal kan men lezen in een daarover gegeven kort verslag, voorkomende in de nieuwsbladen (ik meen van 9 Juli 1927).

Ter verduidelijking; laat ik dit verslag hieronder volgen.
„Men schrijft ons:
Wat sedert het in werking stellen van het „boezemgemaal van het Waterschap „Electra” nog niet is voorgekomen, is thans geschied.
Het boezemgemaal te Lammerburen moest op 3 Juli j.l. in werking gesteld worden.
De groote regenval in de laatste dagen „van de vorige maand t.w: 74.5 m.M. te Assen, 70 m.M. te Lammerburen en 68.7 m.M. te Groningen waargenomen, was oorzaak dat met de sluizen te Zoutkamp gedurende bijna ieder getij moest worden afgevoerd. Aangezien de laagwaterstanden in de Lauwerzee vrij gunstig waren konden sluizen een voldoend lagen boezemstand onderhouden, zoodat het niet noodig was het boezemgemaal te Lammerburen in werking te-stellen, zulks „in tegenstelling met Friesland, waar volgens berichten uit de krant het gemaal te Tacozijl wel heeft gewerkt. De hoogst voorgekomen boezemstand in de laatste 12 dagen der vorige maand was op 27 Juni 23.4 c.M. boven Westerkwartierpeil (Wk. P.) en de laagste op 1 Juli 5.2 c.M. boven Wk. P., telkens des voormiddags 8 uur.

De hoop op 1 Juli (Vrijdag) gekoesterd, dat men, dank zij het gunstiger worden der zeestanden, tengevolge van de springtijden, die aanstaande waren, het waterbezwaar binnen het gebied van het Waterschap „Electra” door enkel afstroomen, zonder opmalen zou kunnen overwinnen, werd niet verwezenlijkt.

De groote regenval van de eerste 2 dagen van Juli resp. 22.5 m.M. te Assen, 35.4 m.M. te Lammerburen en 42.3 m.M. te Groningen, ging gepaard aan een geheel onverwachte rijzing van de laagwaterstanden in de Lauwerzee te Zoutkamp, zoodat ondanks geregeld afstroomen te Zoutkamp, de boezemstand op 2 Juli 8 uur v.m. steeg tot gemiddeld 26.8 c.M. boven Wk. P. en tot 46 c.M. boven Wk. P. op 3 Juli 8 uur v.m., een rijzing derhalve van resp. 21.6 c.M. en 19.2 c.M. per 24 uur.

Op Zondag 3 dezer werd het gemaal te Lammerburen in werking gesteld dank zij het geregeld doorwerken der pompen, behoudens eenige onderbreking tijdens vrije loozing d.i. wanneer het water van den bergboezem tot beneden den waterstand bij of vóór het gemaal te Lammerburen afloopt, en dank zij het droog blijven op 2, 3 en 4 Juli, is de waterstand in de boezemkanalen van het waterschap „Electra” tot zomerpeil d.i. 10 cM. boven Wk. P. teruggebracht. Zonder twijfel is de waterstand op meerdere plaatsen binnen het gebied van „Electra” nog te hoog, doch deze toestand is een gevolg van den te geringen afvoer van water langs de dicht met planten begroeide tochten en slooten naar de boezemkanalen; een gebrek dat vooral in natte zomers zeer sterk optreedt, tot groot nadeel van de te veld staande ge,wassen.”

Ik hoop, dat de lezing van het vorenstaande, vooral van de laatste zinsnede, den heer E. Tj. Haack zal overtuigen, dat de toenmalige overlast van water op de hooge gronden, aan iets anders is te wijten, dan aan het veronderstelde te late inwerking stellen van net boezemgemaal.

De genoemde schrijver kan er van verzekerd zijn, dat wanneer er iets aan de regeling over het in bedrijf stellen van het boezemgemaal mocht ontbreken, het Bestuur van het Waterschap „Electra” wel bekwaam is, den leider dezer regeling ter verantwoording te roepen.

Ik hoop ook, dat de heer H. goed zal gelezen hebben, dat het gemaal niet heeft gestopt uit vrees voor schade aan de boezemkaden.

Ook ten aanzien van hetgeen de heer H. schrijft over den aanval van den heer Zijlma, faalt het geheugen van den heer H.
De z.g.n. aanval van den heer Zijlma. heeft plaats gehad in Januari 1926 en niet in Juli 1927.

De door mij geraadpleegde „zeekundige” (sluismeester te Zoutkamp) „profeteert” niet in den zin als de heer H. bedoelt, doch meent, na lange jaren van gedane waarnemingen — in normale gevallen — uit het, eene getij (verloop van den zeestand) het volgende getij te kunnen afleiden.

Ik meen met dezen in goed gezelschap te zijn en ben overtuigd, dat dergelijke raadplegingen noodig zijn om te voorkomen, dat de gelden van het Waterschap onnut worden uitgegeven.
De Waterb. Ambtenaar v. h Waterschap „Electra.”

___________________________________________________________

Naar 1928 en 1929 “Electra een mislukking?”