Brief 14-11-1853 Willem Beukma en Hillechien Beuckma

___________________________________________________________

Plainfield den 14 Novbr 1853

Zeer Geliefde Broeder & Zusters !

Met zeer groot genoegen ontvingen wij voor eenige dagen uwe brieven, en willen ons nu ook haasten om u ingevolge uw verlangen schielijk terug te schrijven. Gij zult door de Bokummers zeker wel zijn te weten gekomen dat E. en Reino twee van hunne drie kinderen hebben verloren, en dat ook zij beiden alsmede Worp eenige dagen zeer gevaarlijk ziek zijn geweest aan dezelfde ziekte. Gelukkig zijn nu allen weer hersteld hersteld, en heeft de ziekte zich niet verder verspreid, waarvoor wij nogal vrij wat bezorgd waren. Wij zijn echter tot nu toe nog altijd gezond geweest, behalve nu en dan eene verkoudheid door het soms ruwe weder.
Het was mij weer aangenaam dat gij u allen zoo goed hebt gehouden met schrijven, ik hoop dat gij u dit tot gewoonte zult maken, en wanneer wij ons dan van weerszijden het lelijke dralen afwennen, dan kunne wij nogal veel toebrengen tot elkanders genoegen, en als Antje dan te Buitendijks woont moeten zij en Nanninga ons maar afzonderlijk schrijven, want anders word dit, door het op elkander wachten en weer wachten (zegt Ds wie?) weer een steen des aanstoots.

En gij lieve A hebt dan ook overvloedig stof om fikse wigtige brieven te schrijven want gij moet ons dan wat met uwe nieuwe familie in kennis brengen, ons uw dorp en uw huis laten zien enz. Heeft N. eene zuster die Fenna heet? dan heb ik haar misschien eens gezien bij de familie de Cock, bijgelegenheid dat Betje en ik daar, tijdens een familiebezoek op eene visite waren. Zij is later meen ik getrouwd met een van Dokter Camphuis, of is zij misschien een nicht van hem? Gij moet mij dit eens oplossen.

Oom is voor ongeveer drie weken naar Lafayette gegaan doch niet zooals anders zijn plan was over Lancaster, omdat hij zich door het wachten op den wissel van Dijkhuis die hij alle dagen tegemoet zag, zoolang had laten ophouden. Hij heeft dit nu door een volmagt geschikt omdat hij anders zijne reis moest overgeven wegens het jaargetijde.
Wat was dat een treurig berigt van Koiter. De arme Dieuwertje, hoe ongelukkig en smartelijk is dit voor haar, doch ook hij was zeker te beklagen, want het is toch niet te denken dat iemand tot zoo iets komen kan, zonder te geloven er reden voor te hebben.
Ook trof mij zeer de dood van de goede Roelfien Melis. Zij was een fiks meisje en van een braaf karakter, en en hoewel dit voor haar zooveel te beter is, zij word er te meer om betreurd.
De goede oude Trientje die altijd tevreden en voor eene kleinigheid zoo dankbaar was, beklaag ik niet, zij heeft het nu zeker beter dan de diakens het haar konden geven.
Wanneer wat meer gedacht werd aan de uitspraak van Jezus “hetgeen gij aan den minsten mijner broeders doet, beschouw ik als aan mij bewezen” dan hadden zulke arme menschen het zeker wat beter.

Het doet mij genoegen dat de jonge boomen om het kerkhof zoo goed wassen en dat het nu geheel vrij is geworden.
Wij wonen hier ook naast een kerkhof, net bij een gedeelte van onzen tuin langs, doch het is, daar het nog nieuw is nog geen weinig beplant, Iedere familie versiert hier zijne graven, velen met staande marmer steunen, heesters, rozen, violetten of andere mooije bloemen, en sommige ook met mooije ijzeren of houten hekken of hagen van heesters, evergreen, of wat anders.

Het is vandaag een donkere regenachtige dag geweest, zoo dat ik mij niet beklaag niet van de partij geweest te zijn die vandaag te tentoonstelling zouden bekijken nl E B, Reino, Worp en hunne meid Antje. Ik had er anders over gesproken, doch daar mij de hals door het gebruik van het middel dat Dr Tapper had gegeven, aan beide zijden wat is doorgetrokken heb ik er van afgezien. Willem en ik zijn er een keer geweest, met de familie Peyma; en wanneer wij beide tegelijk een heele dag van huis konden, zouden wij er zeker nog eens gaan, doch dit kan niet omdat wij het huis niet aan Kees en de beide katten toevertrouwen. Hebt gij bij u ook afbeeldingen van het Crystal Paleis hier? Het is een heerlijk gebouw en het zou jammer wezen dat het gesloopt werd, doch dit moet geloof ik, ook het plan niet zijn. Er waren eene verbazende menigte schilderijen, vele ook uit Holland, Duitschland en Italië. Wat er overigens al te zien was moet gij u maar zelf verbeelden, want om het te vertellen dat gaat niet.
De oude Heer Peyma was nog dezelfde als toen wij hem leerden kennen, en ook Re[] was onveranderd gebleven, uitgenomen dat hij er dunkt mij gezonder uitzag, hij was nog een vaak vrolijk en spraakzaam, en stelde alle middelen in het werk om ons te overreden om naar Lancaster te gaan wonen. Doch hier hebben zoo men wij als Borgman over en voor, want hoewel het land hier duur is, daar zou het, om zoo gelegen te wonen als wij hier doen, ook veel geld kosten, en verhuizen kost hier zoowel als in Holland bedstroo, zoodat ons denkt dat wij ons eerst maar eens bij deze steê moeten bepalen, kunnen wij vervolgens dan eens naar ons genoegen verkoopen, dan kunnen wij eens zien wat ons best lijkt of naar H. of naar L te gaan.

Truda verlangt wat van de modes hier te weten, en of mijne klederen nog ook te warm zijn? Ik geloof niet dat de modes over het geheel veel van de nieuwste bij u verschillen, doch hier word veel meer zijde gedragen, en ’s zomers heel dun doorschijnend gaas, mantilla’s zijn hier ook zeer in gebruik en omslagdoeken ook, ’s zomers heel dunne en ’s winters warme groot geruitte. Het speet mij geen mantilla medegenomen te hebben want ze zullen hier wel vrij wat duurder komen denk ik, ook had ik maar een zijden japon mede moeten nemen dan had ik er een, want om er een te kopen daartoe heb ik veel te veel kleeren en zijn wij ook te poor and humble. begrijpt gij?
Ook dragen ze hier van siët gebreide sack’s, op de manier als er hier en bij u ook wel kindermutsjes gedragen worden, zeer los en hol gebreid, die staan wel aardig en zijn warm.
Men dient hier meer verschil in kleeren te hebben als bij u, want ’s zomers is ’t hier veel warmer dan bij u over ’t geheel, en ’s winters niet minder koud.

Wanneer de klokkenhandel zoo traag gaat, moest gij de beide anderen maar verkoopen. Gij vraagt over een en ander ons oordeel betrekkelijk het uiteen maken van onze zaaken, doch hierover kunt gij gezamenlijk beter oordeelen dan wij hier, ik zou echter denken dat gij best was in allen geval verkooping te houden daar er toch zooveel is waarvan geen onzer nut of dienst hebben kan, zooals in de eerste plaats het grootste gedeelte van de boeken, ook zou ik het voor de [] beginnen dan beter achten eener opschooning van de winkel te hebben en, overigens zoudt gij de vroegere inventarissen tot maatstaf kunnen nemen betrekkelijk vele dingen, is dit niet zo?, doch gij moet dit met elkander uitmaken, zooals gij het best oordeelt is het ons goed, en dat M het land juist naar de hoogste prijs betaalt verlangen wij niet, doch kunnen Truda en Johanna ook geen stuk voor hunne rekening nemen? dan konden zij des verkiezende zelf eene koe melken, en hebben die ’s winters bij Michiel op stal.
Of er wat is dat gij voor ons houden zult? Wanneer wij daar woonden dan zouden er wel dingen zijn die ik wel graag zou hebben, en dan zou Willem geloof ik een groote liefhebber voor de klok wezen, doch daar kan nu niet aan gedacht worden, en wanneer ik weet dat zulke dingen waarop ik betrekking heb, toch in uwe handen blijven geef ik daar ook minder om. Zilveren lepels had ik wel graag eenige en die zouden bij gelegenheid ook nog al gemakkelijk te krijgen zijn bv. met J. Boer’s vrouw, doch het linnen is te moeijelijk. Ik heb mijn 4kant zilveren snuifdoosje niet mede gekregen dat zou ik ook omdat Bouwke het mij gegeven heeft, nog wel gaarne willen hebben.
Nu lieve Broeder en Zusters weet ik daar niet meer van te zeggen, waren wij bij elkander dan konden wij er gezamenlijk over praten, doch nu moet gij het zonder ons doen en zooals gij het doet hebben wij het volste vertrouwen dat het naar regt en billijkheid geschiedt. Het behoeft juist niet als met eene goudschaal afgemeten te worden, en ik weet dat gij er evenzoo overdenkt.

Het deed ons groot genoegen dat Oom van Kampen nu weer zoo wel was, ik hoop hartelijk dat dit duurzaam zijn moge, en hij zich goed in acht neemt, moesten Oom en Jan Bos daar ook altijd bij wezen op den Ham? Als ik in hunne plaats was, ik liet de heele boel vlotten en drijven, en zij moesten zelf maar zien dat ze kastanjes uit het vuur kregen.

Hoe gaat het Tante Vork, hoort gij nog wel eens van haar? Wij of eigenlijk Oom hebben met de Teenstra’s van haar een regt hartelijke brief ontvangen, ook in antwoord op een brief die haar bij ons vertrek geschreven had, hierin gaf zij de wensch te kennen gaarne nog eens weder van ons te zullen hooren, doch daar gij dit gemakkelijker doen kunt dan wij zou het ons genoegen doen dat gij HE eens schreeft en haar dan een en ander ons betreffende mededeelde, of anders haar bij gelegenheid persoonlijk eens een bezoek gaaft, ik weet zeker dat dit haar zeer aangenaam zijn zou, en dan zouden wij door u ook eens weer van haar hooren. Zij schreef, als ik mij wel herinner, dt haar gezicht zeer verzwakte.

Johanna schrijft dat Ietje Dijkhuis het zoo druk druk had met timmeren, bouwen zij dan te Niekerk een nieuwen plaats of bovenhuis? Met genoegen zie ik van haar een brief tegemoet, ik heb nog al vaak aan gedacht, omdat nicht Henderika en later Dijkhuis ook nog weer, schreven dat zij al een tijdlang gesukkeld had.

Wij hebben vandaag een brief van Lafayette gekregen. Oom was goed en wel overgekomen, en allen waren daar nog al vrij gezond. Morgen zullen wij hun de brief van u Michiel en die van Jo en A. aan Tjakko en Truda toezenden, doch vervolgens hebben wij liever dat gij Oom afzonderlijk schrijft.

Wij hebben voor een week of vier een zwijn geslagt en half aan Remmert B. verkocht voor 8 ct ld de prijs die de slagter er voor geven wilde, doch zij, de butchers verkopen het voor 12 ½ ct. Vleesch kost hier van 10 tot 13 ct, boter nog 25 doch nu 28 ct zal nog wel duurder worden misschien, eijer 25 ct.

Ik ben voor eenige tijd aan het kaarsen gieten geweest; omdat ik voor de ongel (?) geen meter gebruik wist, die komen nu gerekend naar de prijs die wij verleden herfst voor het vleesch betaalden op 6 ct ’t lb., in de winkels kosten ze nu 15. Olie is hier zeer duur en dan is het nog van en zeer onaangenamen reuk net alsof het traan is. Hier branden ze veel ontvlambare oliën, waaruit vele ongelukken voortkomen, waarom wij het er niet mede op hebben, want het is veel beter kaarsen te branden dan in gevaar te wezen, zelf te verbranden.

Nieuws weet ik hier niet bij te voegen, dat eene belangstelling trekken kan, of het moest nog dit zijn dat het plaatsje van Cornelis te Laf. voor een eenigen tijd verkocht is voor $ 1000, gelijk nadat van Jan voor $ 1500 dat, nl. het laatste nagenoeg ⅓ meer was dan zij durfden verwachten, en ook de prijs was die Jan zelf opgesteld had.

Wanneer gij ons nu schielijk weer schrijft moet gij zorgen wat betere inkt te nemen, opdat wij het alles kunnen lezen, Roeliene’s vooral was zoo onduidelijk en Antjes ook.

Groet alle belangstellende vrienden en geloof dat ik als altijd ben Uwe hartelijk belangstellende zuster Hillechien Beuckma.

PS. 
Ik had Willem van deze nog eenige ruimte toegezegd, doch wil hier afzonderlijk nog een weinig bijvoegen opdat gij het naar welgevallen voor u zelf kunt houden. Dat wij met Oom juist niet op den besten voet staan, kon ik uit het schrijven van J en A wel opmaken dat gij vermoedde. De oorzaak laat ik daar, doch ik denk niet en verlang het ook niet dat hij weder onze huisgenoot word, liever zal ik zien dat hij bij zijne Lancaster vrienden, zooals wij denken dat zijn plan is, gaat wonen en het daar naar zijn zin heeft. Doch dan is het in ons belang, zoo als gij zelf wel zult begrijpen als ik u zeg dat Oom W het geld hierover naar 6 procent toerekend, het geld hier te hebben, om van hem afhankelijk te kunnen worden en niet jaarlijks door verlies van die interest achter uit te gaan, behalve dat het veel aangenamer is het als ons eigen tezamen aanmerken. En ik heb geen zorg dat wij hier in dat geval niet onbezorgd kunnen leven. 
Het is mij wel onaangenaam ze zulks mede te deelen, doch om hierover geheel stil te zwijgen kan ik ook niet best toekomen, daar ik weet dat uwe belangstelling in ons, openhartigheid eischt, en het u altijd aangenamer zijn zal, ook met het onaangename bekend te zijn, dan te moeten denken dat wij daarvan een geheim voor u maakten.

Ik wil hier eenige regels voor de Tappers bijvoegen, die gij Truda haar dan wel zult willen brengen. Ik zou graag zien dat gij met elkander weer op den ouden voet omgingen.
[rest brief?]

___________________________________________________________
Naar Brieven Klaas Jans Beukma, zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma