___________________________________________________________ |
19-01-1951 Nieuwsblad van het Noorden, vrijdag
“Toplaag landelijke ruiters gelijk met burgerruiters”
D. J. Mellema: “Landelijke rijspori van zeer grote betekenis”
(Van onze Sportredacteur)
Een harde wind, jagend over het uitgestrekte landschap van de Reiderwolderpolder, waarin boerderijen hier en daar donker opvlekken, doet de warme intimiteit van de huize D. J. Mellema des te meer waarderen. En een gesprek des te vlotter gaan.
Waarover gesproken wordt? Och, als een landelijke rijvereniging als die te Finsterwolde 25 jaar oud is geworden en men rondom in de paarden zit, is het niet moeilijk te raden, welk onderwerp aangesneden wordt. Het Paard in het algemeen en het landelijke rijpaard in het bijzonder. Met als uitgangspunt “F. en O.“, waarvan de heer Mellema instructeur is.
Deze vereniging, opgericht 12 September 1925, is een der oudste in ons land (Bellingwolde is twee jaar ouder) en heeft eigenlijk haar ontstaan te danken aan de landelijke ruitersport bij onze Oosterburen.
De heren T. H. Barlagen en S. K. Kremer zijn de initiatiefnemers geweest, doch van hen heeft alleen eerstgenoemde de gedachte in daden omgezet. Mèt de dames W. Evers-Dijkhuizen, J. Haan-Oosthoff, A. Tonkes-Mellema. J. Büchli-Onnes en de heren F. J. Evers, D. T. Mellema D.Ezn., E. H. Huisman, L. P. Tiddens. D. D. Dijken. H. Noteboom, G. Luinge, S. Sijpkens. H. Loudijk en Tj. Muntinga.
Het eerste bestuur bestond uit de heer T. H. Barlagen, voorzitter, mevr. J. Haan-Oosthoff, secretaresse en de heer H. Noteboom, penningmeester.
Aanvankelijk instrueerde opperwachtmeester Bos uit Winschoten de leden, daarna de heer T. H. Barlagen en nu de heer Mellema. Dit drietal heeft de vereniging tot een hoogte opgevoerd, welke met respect overal in den lande, waar de landelijke ruitersport beoefend wordt erkend. Met Neto (Bellingwolde), Z en O. (‘t Zandt), S. en O. (Schildwolde), Winnetou (Leens) en Veendam heeft F. en O. zich steeds weten te handhaven. “Op het ogenblik staan”, aldus de heer Mellema, Z. en O. en F. en O. aan de spits terwijl vroeger F. en O. en Schildwolde steeds met elkaar duelleerden. Ook Haren (De Blauwe Ruiters) is in opkomst, maar wat achttallen betreft, zijn het, terwijl er in totaal 16 verenigingen in Groningen zijn, F. en O., Z. en O. S. en O. en Haren – zij het in nog mindere mate – die de spits vormen. Een enkele keer doen ook Maseppa (Marum) en Leens mee en sporadisch eveneens Veendam“. Voor een landbouwprovincie als Groningen is een aantal van 16 verenigingen gering. Drenthe herbergt er veel meer, maar de heer Mellema schrijft dat toe aan verschil in omstandigheden in beide provincies. “Intussen zijn er”, zo voegde hij eraan toe, “toch een 4500 leden bij de Groninger Bond aangesloten”.
En eveneens bij de Kon. Federatie, waarvan de heer Mellema zelf vice-voorzitter is. Deze bond regelt ook de provinciale kampioenschappen, welke de afvaardiging naar de nationale titels bepalen.
Het succes, dat F. en O. daarbij gehad heeft, is teer groot en culmineert in een aantal landelijke kampioenschappen achttallen, twee veelzijdigheidstitels en 1 kampioenschap dressuur van de heer Mellema (1946, 1947 en 1949) en een veelzijdigheidskampioenschap van de heer D. T. Barlagen in 1948. Trouwens ook in 1927 is de huidige instructeur, toen met Zeonia, reeds nationaal kampioen geweest. Volgens de heer Mellema zijn deze prestaties toe te schrijven aan de ambitie der leden, die graag op concoursen uitkomen. En zelfs buiten de grenzen hun kunnen hebben gedemonstreerd. De equipe, bestaande uit de heren E. H. Huisman, F. J. Evers, Tj. Muntinga en D. J. Mellema D.Ezn., heeft ons land met succes te Keulen vertegenwoordigd en de heer Mellema is eveneens uitgekomen op een concours in Dortmund, waar hij in 1933 met Woelwater tweede werd in de dressuur.
Problemen
De opleiding, welke een lichamelijke en een geestelijke paedagogische kant heeft, is zeer moeilijk. ”Het is o.m. een kwestie van vergroting van het reactievermogen van zelfbeheersing ook en vooral van aanvoelen van het paard. Als het goed zou zijn, zou er elke dag geoefend moeten worden. Maar er is het dagelijkse werk en bovendien zuivere rijsportinstructeurs zijn moeilijk te krijgen, omdat er geen bereden artillerie en cavalerie meer is. Groningen heeft echter veel instructeurs, die uit de landelijke ruitersport zelf zijn voortgekomen en bovendien organiseert de Federatie cursussen”.
“Dit laatste vooral is toe te juichen”, vindt de heer Mellema, “omdat men ook in de landelijke rutersport moet bijbijven”.
Vooral ook omdat het formeren van achttallen eigenlijk een probleem is. Men moet daarbij immers de gulden middenweg zoeken in de capaciteiten van rijder en dier”.
Maar er is nog een ander probleem. De provincie is n.l. verdeeld in streken, welke regelmatig wedstrijden houden voor klasse N. Voldoet men aan bepaalde eisen, dan volgt promotie en kan men uitkomen in de klassen B. L, M en Z. Nu gaan de prestaties steeds vooruit, waarom overwogen wordt het aantal concoursklassen in te krimpen. Maar dan maakt men de mogelijkheid voor de leden om op die wedstrijden uit te komen, geringer. En dat bevordert de animo weer niet”, aldus onze zegsman.
Gelijk met burgerruiters
“De stijging in prestaties is echter onmiskenbaar en de situatie ligt er op het ogenblik zo voor, dat de toplaag van onze ruiters zich kan meten met de burgerruiters Men moet daarbij niet vergeten, dat het landelijke rijpaard ook landbouwpaard is en als rijpaard min of meer toevalsproduct, terwijl het luxe rijpaard getraind wordt als een athleet“. Dat er desondanks zoveel bereikt is, verheugt de heer Mellema. Vooral omdat hij de landelijke ruitersport van zo grote betekenis acht.
Oorspronkelijk had zij ten doel de liefde voor het paard aan te kweken bij de jonge boeren om uit hen weer fokkers van het warmbloed te krijgen – hetgeen gelukt is – maar vooral doet zij de liefde voor het paard blijven, het in deze tijd van mechanisatie op het bedrijf behouden blijven. En tevens wordt de kennis van het paard vergroot, waardoor een economischer gebruik mogelijk wordt.
Aldus de heer Mellema en we zijn er van overtuigd, dat zolang er nog mannen zijn als hij, voorzitter D. T. Barlagen, secretaris-penningmeester L. H. Boersma, S. R. Roelofs, het paard die aandacht zal blijven behouden, welke het verdient.
___________________________________________________________ |
Terug naar Winnetou