15-09-1937 het 89e Nederlandsche Landhuishoudkundige Congres 

___________________________________________________________

15-09-1937 Provinciale Noordbrabantsche en ’s-Hertogenbossche Courant, woensdag
STADSNIEUWS. NEDERLANDSCHE LANDHUISHOUDKUNDIG CONGRES.
De prae-adviseurs aan het woord.

In de gisteren in Casino aangevangen zitting van het 89e Nederlandsche Landhuishoudkundig Congres kwam aan de orde het prae-advies van ir. C. van Meel, consulent van den N. C. B. voor de Jonge Boeren te Tilburg, over het vraagstuk:
Hoe moet de plattelandsjeugd haar vrijen tijd gebruiken?
Een uittreksel van dit prae-advies publiceerden wij reeds in een vorige editie.
Wij memoreeren nog uit zijn betoog dat spr. zich bepaalde tot het mannelijk jeugdwerk voor den jonge boerenstand in Brabant.
De organisaties hebben mooi en nuttig werk verricht. Spr. schilderde hoe vroeger de jonge boeren met hun vrijen tijd geen raad wisten, wat veelal tot verkeerde gevolgen leidde: baldadigheid, strooperij, burengerucht, “tafelen”, etc.
Door de jeugdorganisaties wordt de jonge boer nuttig en aangenaam beziggehouden. Inplaats van de slechte hoedanigheden hierboven geschetst, ontwikkelen zich in de organisatie de goede hoedanigheden; sport, hulpvaardigheid, kennis, etc.
Spr. hekelde de onaangename houding van de Noordelijke Federatie van landelijke rijvereenigingen tegenover de oudste en talrijkste organisatie van den Bond Landelijke Rijvereenigingen van den N.C.B.
Na de interessante inleiding van Ir. van Meel, begroette de voorzitter den Directeur-Generaal van den Landbouw Ir. Roebroek.
De heer Bures maakte gebruik van de gelegenheid tot gedachtenwisseling en vroeg den inleider of buiten den normalen vrijen tijd ook extra-tijd voor de ruitersport mag worden beschikbaar gesteld. Ook bepleitte spr. het houden van athletische- en orde-oefeningen ter correctie van de lichaamshouding van de jonge boeren. Van andere zijde werd gevraagd naar de resultaten van gemeenschappelijk zingen. Ook deze spr. informeerde of er belangstelling is voor orde- en werktuigoefeningen alsmede voor het lezen van goede boeken. Deze spr. was getroffen door de groote waarde die b.v. in Denemarken wordt gehecht aan gemeenschapszang, orde- en gymnastiekoefeningen. Op Fünen b.v. was een onderwijzer met eigen middelen gymnastiekoefeningen gaan organiseeren. Thans staat er een overdekt sportgebouw met zwembassins, voetbalvelden etc. Spr. vroeg zich af of in deze richting ook hier te lande iets te bereiken kan zijn.
Een ander debater bepleitte de uitwisseling van jonge boerinnen in de onderlinge kringen en voorts vroeg Dr. Bakker uit Nijmegen wederinvoering van de boerenvolksdansen.
Ir. van Meel, repliceerende, erkende dat de vaardigheid der ruiters zou gebaat zijn met oefeningen buiten normaal vrijen tijd, erkende dus het nut van eenigen extra tijd beschikbaar voor ruitersport.
Voor de zgn. vrije orde-oefeningen heeft de jonge boer geen belangstelling; hij houdt niet van elegante sport, doch van krachtoefeningen.
De ervaringen op ‘t gebied van den gemeenschapszang zijn nog zeer verschillend. Het is voor een groot deel een kwestie van goede leiding. Gebrek aan werktuigen op het platteland belemmert de massale beoefening van athletische oefeningen. Wat ‘t vraagstuk der lectuur betreft, geschikte werken voor de jonge boeren zijn nog schaars gezaaid.
Met uitwisseling van jonge boeren heeft men nog geen ervaring, zelfs nog geen proef genomen. Van het vraagstuk der boerenvolksdansen hield spr. zich angstvallig verwijderd, dit te beoordeelen is aan de geestelijke leiding.
De congresvoorzitter beveelt aan de instelling van een commissie om het geheele vraagstuk te bestudeeren. In Noord-Brabant is inmiddels belangrijk meer bereikt dan in welke andere provincie van ons land. Spr. vraagt voor de samenstelling dezer studie-commissie de medewerking der drie landelijke centrale organisaties. Spr. ziet het vraagstuk als een landelijk belang. Hij richt een hartelijk woord van dank tot Ir. van Meel voor zijn boeiende inleiding over dit interessante vraagstuk.
Vervolgens sprak Dr. P. J. H. van Ginneken uit Bergen op Zoom over: De Londensche suiker-concertie 1937 en haar gevolgen voor de Nederlandsche Suikerbietenteelt
Ook deze inleiding hebben wij gisteren nog geresumeerd.
Van de gelegenheid tot het stellen van vragen werd geen gebruik gemaakt.
De voorzitter schreef dat toe aan het feit dat de uiteenzettingen van Dr. van Ginneken over dit ingewikkelde vraagstuk zoo uitermate helder en gedocumenteerd waren. Hij bracht den inleider hartelijk dank, speciaal omdat het vraagstuk nog in de volksvertegenwoordiging moet worden behandeld. Hierna werd de vergadering geschorst. 

Ontvangst ten stadhuize. Om 5 uur werden de congressisten officieel ten stadhuize ontvangen door B. en W. van de stad. Ook een deputatie van V.V.V. was tegenwoordig. Burgemeester van Lanschot sprak een begroetingswoord en herinnerde aan het congres dat deze vereeniging in 1880 in onze stad hield. Het college van B. en W. slaat de waarde van het congres zeer

hoog aan, het verschil tot verbetering en verhooging van de volkswelvaart sinds 89 jaren geleden dit congres werd opgericht. Er wordt verder gezien dan verhooging van de materieele welvaart. Ook de ideele waarden worden betracht, getuige ojn. de lezing van Dr. van Meel over de jeugdopvoeding. De menschen hebben te weinig geleerd hun wil te sterken en hun karakter te vormen. Spr. wil zeggen: beoeient de vriendelijkheid. Als de gevolgen van dit congres ook mogen zijn dat men elKaar met grooter vriendelijkheid wil bejegenen, dan zal veel zijn bereikt. Burgemeester van Lanschot wist nog enkele aardige herinneringen uit den studententijd met Ridder van Rappard te releveeren en vormde tenslotte hartelijke wenschen voor het welslagen van het congres. De voorzitter, Ridder van Rappard, dankte voor de charmante ontvangst Spr. releveerde de weinig rooskleurige landbouwtoestand van voorheen. Thans heeft Den Bosch zijn beroemde hallen, tot stand gekomen onder een energieken raad met nog energieker burgemeester. Als er een stad is die beseft dat alle bevolkingsgroepen elkander moeten begrijpen en verstaan, dat is het Brabant’s hoofdstad. Dat stemt tot groote dankbaarheid en voldoening en daarom hoopt spr. dat Den Bosch een agrarisch centrum zal blijven waar men elkaar begrijpt en aaneensluit in het algemeen belang voor stad en volk. Hierna werden ververschingen geserveerd. Na de ontvangst werd onder persoonlijke leiding van burgemeester van Lanschot de Kathedrale Basiliek van St. Jan bezichtigd. Vervolgens vereenigde men zich aan een maaltijd in Lohengrin.

De tweede dag.

Vandaag werd het 89e Nederlandsch Landhuishoudkundig Congres voortgezet. Om 9 uur vertrok het gezelschap met autobussen naar de Veemarkthallen, waar het drukke gedoe met groote belangstelling werd gadegeslagen. Om 10 uur werd in Casino de geschorste vergadering van gisteren voortgezet. De heer Ir. J. G. Tukker, rijkspluimveeteeltconsulent te Beekbergen, hield een inleiding over het onderwerp: “Welken invloed hebben de crisismaatregelen gehad op de verbetering van den hoenderstapel”.
In het begin van de oorlogsjaren en ook kort na afloop van den oorlog, waren de hoenderparkhouders de voornaamste kuikenleveranciers. De benoodigde broedeieren kwamen — zoo niet gelwel dan toch grootendeels — van de kippen van eigen bedrijf. Het uitbroeden van eieren vond plaats in kleine broedmachines, meestal met een capaciteit varieerende van 100 tot 400 eieren. Omstreeks 1920 kwamen grootere broedmachines jn gebruik. Omstreeks 1928 kwamen andere modellen broedmachines naar voren: de “kastbroeders”; met deze is het mogelijk in zeer beperkte ruimte groote aantallen eieren tegelijkertijd uit te broeden. Er zijn toen verschillende groote broederijen ontstaan, sommige zelfs met een broedcapaciteit van eenige honderdduizenden eieren per 3 weken. Bij de groote broedinrichtingen bleek het onmogelijk, alle benoodigde broedeieren te verkrijgen van eigen kippen. Er werden broedeieren bij gekocht en bij verschillende broederijen ging men zoo ver, dat geen enkele kip meer werd gehouden en alle bi’oedeieren werden aangekocht. Het aanbod van kuikens was groot, het gevolg lage prijzen. Het is verklaarbaar, dat onder die omstandigheden verschillende broedinrichtingen er toe overgingen, broedeieren zoo goedkoop mogelijk in te koopen, waarbij de eischen die men moet stellen aan toornen, waarvan broedeieren geraapt worden, op den achtergrond geraakten. De opeenhooping van kuikens, die verkregen waren uit broedeieren van alle mogelijke bedrijven, op welke feitelijk geen toezicht was of zieke dieren op tijd verwijderd werden, werkte bovendien verbreiding van ziekten in de hand. De broedirichtingen zelf beweerden alle, uitsluitend kuikens te hebben van goede stammen, doch voor de afnemers was het niet mogelijk uit te maken wie inderdaad kuikens van goede kwaliteit afleverde, zoodat deze ongevoelig bleven voor alle aanwijzingen. Voor de werkelijk goede kuikens viel daardoor geen hoogere prijs te bedingen dan voor andere. Dit alles leidde tot achteruitgang van de kwaliteit van den stapel, hetgeen zich allerwegen openbaarde. Ingrijpen bleek noodzakelijk om verderen achteruitgang te voorkomen. Bij de teeltregeling werd hieraan de noodige aandacht geschonken. De maatregelen welke genomen werden, ziin de volgende:
1. Vaststelling van een bepaald broedseizoen,
2. Bepaling van een minimum gewicht voor broedeieren,
3. Bevordering om zooveel mogelijk eieren van goede stammen als broedei te gebruiken.
De periode voor broedseizoen is zoodanig gekozen, dat de kuikens geboren worden in den voor deze gunstigsten tijd van het jaar. Laatbroedkuiken, waarbij als regel de opgroei minder goed is dan bij vroeg in het jaar geboren dieren, worden geheel uitgesloten. Vroeggeboren hennen produceeren meer eieren in de najaarsmaanden, in welken tijd de eieren meestal het duurst zijn. Te lichte broedeieren leveren gewoonlijk kleine, zwakke kuikens, die veelal later ook weer kleine eieren produceeren. Het minimum eigewicht van broedeieren is voor de legrassen vastgesteld op 57 gram. Er wordt bevorderd, dat de kuikenbroeders broedeieren betrekken van vermeerderingsbedrijven. De teeltregeling maakt onderscheid tusschen fokbearijven, vermeerderingsbedrijven en kuikenbroeders. Op de fokbedrijven zijn de maatregelen gericht op verkrijging van goede, gezonde stammen, waarbij tevens de slechte legsters worden verwijderd. Het goede pluimveemateriaal dat op de fokbedrijven overtollig is, gaat naar de vermeerderingsbedrijven. Deze bedrijven staan evenals de fokbedrijven onder voortdurend toezicht. De invloed van de genomen maatregelen ter verbetering van den stapel uit zich door betere opfokresultaten van de kuikens, gunstiger productieverdeeling over het geheele jaar, toeneming van de gemiddelde productie per hen, en verhooging van het gemiddelde eigewicht. In 1937 werden verkregen: 14.861.697 kuikens, hetgeen overeenkomt met een gemiddelde broeduitkomst van 64.2 pCt. (vorig jaar 62.3 pCt.); 12.954.702 kuikens kwamen uit eieren betrokken van foken vermeerderingsbedrijven (gemiddelde broeduitkomst 65.1 pCt., vorig jaar 63 pCt.) en 1.906.995 stuks uit eieren van andere pluim veebedrijven (gemiddelde broeduitkomst 58.8 pCt., vorig jaar 61 pCt.) Over de broeduitkomst in de jaren voor de teeltregeling bestaan geen nauwkeurige gegevens, doch er werd algemeen aangenomen, dat deze zeker niet hooger zou zijn dan 55 pCt. De heer Hazenburg, gebruik makende van de gelegenheid tot gedachtenwisseling, betoogde op verschillende gronden dat bij insiders toch ook een groot verlangen voelbaar is om terug te keeren naar volledige vrijheid in het fokkersbedrijf. Naast voordeelen door de regeeringsmaatregelen, zijn er ook vele nadeelen aan te wijzen, zooals spr. met gegevens aantoonde. Spr. concludeerde dat er termen zijn om spoedig terug te keeren naar den weg van “vraag en aanbod”. De heer Monceau vroeg de meening van den inleider over de critiek die op de regeeringsmaatregelen wordt uitgeoefend. Van andere zijde werd opgemerkt dat de organisaties ook belangrijke maatregelen hebben genomen tot verbetering van pluimveestand en fokhennen, die aan bepaalde minimumgewichten werden gebonden. Op papier moge de wijze van uitvoering der regeeringsmaatregelen zuiver controleerbaar zijn, in de practijk blijken zij onuitvoerbaar. Spr. toonde zulks met feiten aan. Er wordt dapper geknoeid, zelfs op de openbare markten. Ook de enquetes door de controleurs, zeggen niets. De broedpercentages uit de statistieken acht spr. dan ook van geenerlei waarde. Een ernstige technische fout is dat voorgeschreven werd dat vermeerderingskuikens van fokbedrijven moeten betrokken worden, waarbij men rijp en groen aantreft. Er moeten maatregelen komen dat de vermeerderingsbedrijven over materiaal kunnen beschikken dat inderdaad prima is. Spr. verwacht reeds veel door het plaatsen van volwaardige hanen in de bedrijven. Een volgende debater merkte op dat voor een zuivere controle een maatstaf moet worden aangelegd volgens de toestanden voorheen en nu. Spr. concludeert tot handhaving oer controle om wilde fokkerij en verzwakking van materiaal te verhinderen. Prof. v. Rooij betoogde dat met de maatregelen de technische positie van het bedrijf werd verbeterd. Een klemmend bewijs van vooruitgang door de regeeringsmaatregelen bereikt, is, coor het ontbreken van voldoende gegevens, niet direct te geven. Een zoo groot mogelijke vrijheid bij de bedrijfsvoering blijft inmiddels gewenscht. Een beslissing, ook over de in komende jaren te nemen maatregelen, kon alleen vallen indien nog meer positieve gegevens beschikbaar zijn. Spr. wenscht dat dit congres “moge bijdragen tot het houden van een zeer diepgaand onderzoek naar den waren toestand in de bedrijven.

De heer Knottenbelt erkende het nut der maatregelen voor de gezondmaking der bedrijven. Knoeierij zal altijd blijven bestaan, maar zal practisch tot minimale afmetingen beperkt blijven. Spr. zou het als een ramp en verlies voor den geheelen boerenstand beschouwen als de maatregelen werden ingetrokken. De heer Tukker repliceerde. Als nu controle niet mogelijk zou zijn, hoe moet de toestand dan wel geweest zijn vóór de genomen maatregelen. Spr. ontkent dat er in belangrijke mate geknoeid wordt. Men brenge daarvoor eens de cijfers en bewijzen. Het heeft den schijn dat men opgehitst wordt. Spr. wil eerst eens wijzen op de soort van medewerkers die het Handelsblad bezit. Zoo de heer Holster die in Het Handelsblad precies het omgekeerde schrijft van hetgeen hij in de Zwolsche Courant beweert. Spr. kan slechts medelijdend de schouders ophalen voor een krant die zich van dergelijke medewerkers bedient. De voorzitter dankte den inleider voor zijn betoog en uitvoerige repliek. De zaaizaad- en pootgoedvoorziening in Nederland. Vervolgens behandelde ir. J. Siebenga, secretaris van den Nederlandschen Algemeenen Keuringsdienst te Wageningen, het onderwerp: “Welke vragen treden bij de zaaizaad- en pootgoedvoorziening in Nederland naar voren?” De zaaizaad- en pootgoedvoorziening – aldus betoogde hij – is voor de geheele land- en tuinbouw een zeer belangrijk vraagstuk, dat telkenjare weer de aandacht vraagt, omdat de hoedanigheid van het gebruikte voortkweekingsmateriaal mede beslist over de grootte en de waarde van den oogst van het komende jaar. De eischen, die aan behoorlijk zaaien pootgoed zijn te stellen: rasechtheid, raszuiverheid, kiemkracht, gezondheid, zuiverheid en vochtgehalte, zijn algemeen bekend. Toch is blijkbaar nog onvoldoende doorgedrongen, dat de garanties omtrent deze eischen uitsluitend verkregen kunnen worden door een behoorlijke controle op de herkomst, een veld- en partij keuring, al dan niet gepaard met een attest van het rijksproefstation voor zaadcontrole. Waar de wijze, waarop de zaaizaadvoorziening plaats vindt, een algemeen belang voor den geheelen land- en tuinbouw vertegenwoordigt, heeft de overheid tot taak, indirect en direct deze te bevorderen, daar waar het particulier initiatief te kort schiet. Bij voortduring zal zij erop hebben te letten, in hoeverre de bevordering der zaaizaadvoorziening in de juiste banen zich beweegt en een ingrijpen van hooger hand gewenscht en noodzakelijk is. Naarmate de belangstelling voor behoorlijk geregelde zaaizaadverwisseling toenam, is gezocht naar middelen om de belangen van den gebruiker te beschermen. Onder cfeze maatregelen kunnen worden genoemd: De oprichting van het rijksproefstation voor zaadcontrole, de instelling der gewassenkeuringen sedert 1903, de jaarlij ksche uitgifte van een beschrijvende rassenlijst, en de wettelijke maatregelen, als de wet tot bestrijding van bedrog in den handel in meststoffen, zaaizaad en veevoeder van 1920, de landbouwuitvoerwet 1929 en de pootaardappelwet 1932, die daarop berust en de plantenziektenwet. Bij toet treffen van maatregelen ten behoeve van de zaaizaadvoorziening zijn derhalve onderscheidene instanties betrokken en de vraag mag daarbij opgeworpen worden of er voldoende coördinatie is, waardoor de zuiverste richtlijnen algemeen worden gevolgd en of de wettelijke voorziening voldoende is om deze te kunnen doorvoeren. In het bijzonder zal overwogen dienen te worden of:
1 ) bedrog bij den handel in zaaizaden voldoende is te voorkomen of te achterhalen,
2 ) het doel waarvoor de pootaardappelwet is ingesteld voldoende wordt bereikt,
3 ) er voldoende waarborgen aanwezig zijn, dat ter bevordering van de zaaizaadvoorziening op de sedert 1903 ingeslagen weg kan worden doorgewerkt. Met de meerdere belangstelling, die er is ontstaan voor de zaaizaadverwisseling, de rassenkeuze, etc. is gepaard gegaan een streven om door kruising of selectie nieuwe rassen te verkrijgen, welke in opbrengst en kwaliteit uitmunten boven de vroegere algemeen gebruikte landrassen. Aan deze nieuwe rassen, derhalve aan den arbeid van de kweekers heeft de land- en tuinbouw zeer veel te danken. Bij de vraag of in Nederland gecentraliseerde zaaizaad-voorziening in de toekomst gepropageerd’ zal dienen te worden, zal ernstig dienen te worden overwogen of de groote ideeele waarden, die aan de bestaande gedecentraliseerde regeling verbonden zijn, en waarop Dr. J. G. Oortwijn Botjes in zijn rede ter gelegenheid van de buitengewone algemeene vergadering van de N. A. K. in het bijzonder wees, daardoor niet verloren gaan. Uit de groeiende belangstelling voor het kweeken van nieuwe aardappelrassen, mag worden afgeleid, dat de gedurende drie jaren gedane uitbreidingen gunstig hebben gewerkt. Ondanks het verschil van inzicht in de richting waarin de zaaizaadvoorziening zich zal dienen te bewegen, zal getracht dienen te worden om aan het begrip “origineel zaad” een dusdanige definitie te geven, dat het begrip wederom voor alle rassen en kweekers’een zelfden inhoud verkrijgt.
Wanneer de verschillende inzichten onvereenigbaar blijken, zal de zaaizaadvoorziening er mede gebaat zijn, indien aan de overheid regelen worden gesteld, opdat het door de erkende keuringsdienst af te geven certificaat worde verstrekt naar algemeene normen en de garanties van alle rassen en kweekers dezelfde waarde vertegenwoordigen. Zelfs verdient het aanbeveling na te gaan of het niet gewenscht is om de nomenclatuur, welke bij de opname in de rassenlijsten en bij de keuringen wordt toegepast, wettelijk te sanctionneeren in een algemeene wet op de keuring en handel in zaaizaden en pootaardappelen opdat tegen misbruiken van de gebruikte termen kan worden opgekomen, in navolging van hetgeen op dit gebied in andere landen geschiedt.
Te ruim 1 uur werd het congres gesloten. In den namiddag maakten de deelnemers een excursie naar de Coöperatieve Handelsvereeniging van den Ned. Chr. Boerenbond te Veghel, waar hun een Brabantsche koffietafel werd aangeboden.

___________________________________________________________

Terug naar Winnetou