15-06-1868 Reisverslag Willem Beukma 1

___________________________________________________________

Herinneringen aan mijne reis naar Amerika, in 1886. 

Brunswick Hotel, Hannover Street, Liverpool, Maandag den 15 Junij 

Daar ik mijnen verdere reis, overeenkomstig den vastgestelden stoomschipdienst der lijn waarbij ik passagie heb genomen, niet vóór morgen namiddag van hier zal kunnen vervolgen, en ik door de jichtige ongesteldheid mijner voeten niet veel lustgevoel om de straten te bewandelen, wil ik eenige aantekeningen ter nederschrijven omtrent de ontmoetingen mij mijne reiswedervaren, om mij die later nog eens weer voor den geest te kunnen brengen. 

Ten dien einde vang ik aan met mijne afreis van Baflo, ’t welk plaats had op Vrijdag den 5 Junij, op welken dag ik door mijn vriend K. B.1 en diens zoon I.2 vandaar werd afgehaald, en zoo reden wij te zamen naar Groningen, en vanda per spoor naar Harlingen, waar wij tegen het donkeren aankwamen, en waar wij des nachts verbleven. Te Zuidhorn was ons gezelschap vermeerdert geworden door de heeren R. T., J. Z. en H. T.3, met het doel om ons benevens K. B. & I. tot in Engeland te vergezellen.
Den volgenden morgen vervolgden wij onze reis van Harlingen 

1 neef Klaas Borgman van Oud-Bocum
2 achterneef Ipe Borgman
3 Roelf Eijes Torringa, Jan Zijlma en Hendericus Warendorp Tebbens; J. Zijlma en H. W. Tebbens waren zwagers van R. E. Torringa 

met het stoomschip Hollandia voor eene effene zee en voortreffelijk weer naar Londen, welke alsnog in iets meer dan een etmaal volbragten. Er bevonden zich met ons aan boord een vijftien honderdtal meest uitmuntende vette schapen, en een kleiner aantal kalver en andere hoornvee, benevens een partij levend gevogelte. Al deze levende have werd eenige mijlen voor onze aankomst te Londen aan een daarvoor bestemd hoofd Londen Haven genoemd, ontscheept, om vandaar verder vervoerd te worden per spoor naar de Londensche veemarkt. 

Onze aankomst in de stad Londen was omstreeks middag van Zondag den 7den. De rivier de Thames kenteekende geene bijzondere drukte, wij ontmoetten evenwel vele plezierbooten, zoowel  met zeil als stoom, die feestelijk uitgedoscht tot zinkens toe met plezierzoekers waren beladen; overigens vertoonde de rivier geene levendigheid in de mate als men zulks in en in de nabijheid der grote wereldstad zou vooronderstellen. Wij namen bij onzen aankomst onzen intrek in een logement aan Tower Hill, in de onmiddellijke nabijheid van het slot de Tower.
Een engelsche stad, en zoo ook Londen heeft op een Zondag [] een stil en doodsch aanzien, waarom wij een toertje besloten te doen op eene der menigvuldige heen en weer varende stoomboten op de Thames, en zoo gingen wij van de Londen-brug de rivier op tot Chelsea en sleten eenige avonturen in het schoone en prachtig verlichtte Cremorne Garden4, alwaar men natuur en kunst verenigd vind ter vorming van eenen prachtigen lusthof. Wij lieten ons met een huurkoets naar ons loogement terugbrengen. 

Den volgenden morgen, Maandag, bezogten wij de Londensche veemarkt, hetwelk het gevoegelijkst per spoor geschied. Zij is eenige mijlen noordwaards van de eigenlijke stad gelegen. Naar mijne oppervlakkige gissing zal zij eene ruimte van niet meer dan 40 of 50 bunders beslaan, en is meerendeels in hokken afgedeeld, die door straten die er in regtlijnige en kruisgewijze rigtingen tusschen henen door loopen van alle kanten genaakbaar zijn.
Nabij het midden van het marktplein bevind zich een groot beursgebouw, alwaar het meerendeel der de meeste handel geschied, en alwaar op de meeste Maandagen zeker die de hoofdmarkt dagen zijn verbazende sommen worden omgezet. Men vind hier op deze markt velerlei rassen van vee, zoowel als van bevolking. Bijna alle oorden van Europa worden daarvan hier vertegenwoordigt, zoowel als van velerlei rassen die het Britsche rijk zelf te voorschijn voort brengt.
Des namiddags bezogten wij Sydenham Paleis5 op eenige mijlen afstand zuidoostwaarts van Londen, hetwelk per spoor een aangenaam uitstapje, en overbezienswaardig is? 

5 Crystal Palace, Sydenham Hill, London 

Men vind aldaar eene rijke verscheidenheid van werken van kunst en nijverheid, hier en daar verrassend afgewisseld door de levende natuur, zoodat men zich op vele plaatsen binnen het gebouw zich zou verbeelden zich in eene prachtige lusttuin te bevinden zijn. Ook tot andere doeleinden is de kolossale ruimte van dit gebouw wel passend ingerigt. Een troupe der veel bekende, en in hun vak bekwame Chinesche gochelaars waren er bezig hier aan eene groote menigte toeschouwers hunne grappige en geheimzinnige toeren te vertoonen, en tevens maakte men de toebereidsels voor een groot zoogenaamd “Händels” concert, hetwelk hier binnen eenige dagen zou plaats hebben.
De vóór het paleis uitgelegde gronden zijn zeer uitgestrekt, en vertoonen eene prachtige schoone verscheidenheid van natuur heuvel en dalgezigten, als levende waterstroomen, watervallen, eilanden en boschrijke heuvels kadiën. Op een achter die boschkadiën verscholen eiland ’t welk door natuur en kunst het voorkomen had heeft als ware het geheel in deszelfs vroegste voorwereldlijken natuurstaat bewaard gebleven, vind men onderscheidene voorstellingen van kolossale gedrogten uit de voorwereld, die hier in derzelver element, hetzij te land of te water, verscholen onder het kreupelhout, of op een boom gestegen, voor ons gezigt en onze verbeelding worden vertegenwoordigt, als waren wij eenen in naar de verloopene eeuwen van het bestaan dier monsters terug gevoerd. 

Over het geheel biedt Sydenham voor den Londense ingezetenen eene bij uitnemendheid schoone gelegenheid voor een uitstapje; men vind er aangename ontspanning van de bezorgdheden van het woelige stadsleven en leering en verkwikking voor ligchaam en geest.

Des avonds bezogten wij het Amphitheatre in Holbornstreet, alwaar vervaarlijke sprongen en velerlei bewonderrenswaardige ligchaams bewegingen werden voorgesteld.

Daarop bezogten wij den volgenden dag de Tower, het merkwaardig oud kasteel zoo zeer met Engelands vroegere geschiedenis verwantschapt, en waarvan een engelsch schrijven zeker te regt verklaart dat “niemand die in zijne borst belangstelling gevoelt in de geschiedenis van zijn land, dit koninglijk kasteel zijner voorvaderen met ongevoeligheid dan naderen”. Het is zegt dezen verder “onder ons een overgebleven gedenkstuk van den ruwen tijd, toen de worstelingen tusschen de kwalijk bepaalde regten en de onbedwongene hartstogten, de magtige fundamenten werden gelegd van de tegenwoordige voorspoed en vrede van ons land”.

(De Tower. Van Londen naar noordwaarts)
Het hoofdgebouw, de zoogenaamde White Tower, werd gesticht door Willem de Veroveraar, omtrent het jaar 1080. Na gedurende verscheidene eeuwen te hebben gediend voor eene koninglijke residentie, en tevens voor bewaarplaats van politieke misdadigers, of die in vorstelijke ongenade waren vervallen, waarvan menigeen hier, soms op geheimzinnige wijze, soms door onthoofding, zijn leven liet: werd het later tot een tuighuis ingericht, en bevat heden eene groote verzameling van wapens en wapenuitrustingen van Koningen en ridders, geharnasd en gewapend te paard gezeten, die alle keuriglijk gerangschikt in de netste orde worden onderhouden. De wijde grachten zouden de grijze slotgebouwen, welke die laatste van buiten een grijs en ontzagwekkend aanzien hebben zijn, staan door eene sluis met het water der Theems in verbinding gesteld, doch worden nu droog gehouden en den breeden bodem daarvan tot een militair exercitieveld.
Na ook nog het uitgestrekte en schoone Regents Park en de Zoölogische tuin aldaar te hebben bezogt, gingen wij op Woensdag den 10den langs  de Great Eastern Spoorweg naar Witham, in welke nabijheid wij de boerderij bezochten van den als landbouwkundige schrijver zeer bekende Mr. Mechi, alwaar men zich door zigtbare proeven kan overtuigen wat er van eenen door de van natuure karig bedeelden bodem, met door kunstmatige bewerking kan worden voortgebragt. 

(De “Wash” polder te Aylesby)
Van Witham gingen wij verder per spoor over de steekjes Colchester en Norwich naar Lynn, vanwaar wij ons met een wagen lieten brengen naar Suttons Bridge. Deze landstreek langs de oevers van een inham, “the Wash” genaamd die men op de kaart met de benaming the Wash vind aangeduid, bestaat uit den besten bodem die wij nog hadden ontmoet. Zij ligt volmaakt effen, evenals diezelfde soort van gronden in het noordelijk gedeelte van Nederland, en was met  het uitmuntendste tarwegewas bezet. Haver en andere zomergewassen stonden door de voortdurende sterke droogte minder voordelig, en zoo ook het grasgewas, maar de grond scheen ons toe niet minder te zijn dan de beste poldergronden in Groningerland. 

Den daarop volgende dag reden wij van hier per spoor over de aanzienlijke steden Boston en Lincoln tot nabij Grimsby, aan den mond der Humber rivier, in welks nabijheid wij te Aylesby een veefokker, den heer W. Torr, opzogten, om zijn veredeld vee en schapenras te zien. De boerderij van Mr. Tor bevat om de drie duizend acres, en deszelfe hare landerijen hebben eene mooije, eenigzins golvende ligging, en schijnen van goede zavelachtige hoedanigheid te zijn, hoewel niet zoo goed als de ingedijkte poldergronden bij de Wash. Bijna alle landen in Engeland, en zoo ook deze farm van Mr. Torr, worden in huur gebruikt en naar men ons zeide, bedraagt de huur daarvan ongeveer 25 shillings per acre, of om de f 37.50 het per bunder, hetwelk in Groningerland voor dezelfde kwaliteit van grond zeker een zeer lage huur zou zijn, maar hier onder de slappe bewerking die het land scheen te ondergaan, misschien wel aan de opbrengsten geevenredig zal zijn. Een onzer reisgenoten de heer T., kocht van dezen fokker twee stuks hoornvee, waarvan de eene, eene vaars, die dragtig moest zijn 40, en een stierkalf 30 guineas moesten gelden.

(Van Hull westwaarts)
Van Aylesby reisden wij verder per spoor naar Kingston up on Hull, doorgaans kortelings weg Hull genoemd; vanwaar wij den volgenden morgen onze reis vervolgden dwars door het midden van Engeland naar Lancaster. Al spoedig na het verlaten der Humber valey, welker omstreken meestal vlak en effen zijn, word het land meer heuvelachtig, maar toch nog steeds met gras en goed graangewas bedekt; de hoofdzakelijke veldgewassen schenen nog steeds te bestaan uit tarwe en haver, nu en dan afgewisseld met aardappel en boomvelden en enkele stukken boekweit. Nu en dan zagen wij enkele velden met de Rhobarber plant bezet, zoo ook met hop. De heuvels en bergen zijn meestal tot aan derzelver kruinen onder bouw, of met grasvelden bedekt, hier en daar door boomgewas afgewisseld, en de onderscheidene velden door hagen of nette keisteenen muren van elkander gescheiden; en leveren onder het voorbijgaan soms prachtige gezigten op.

(Leeds, Lancaster, Liverpool)
De voornaamste stad die wij langs dezen weg passeerden is Leeds, eene belangrijke fabriekstad van meer dan 200.000 inwoners, die door deszelfs ontelbaar aantal fabriekschoorsteenen welke als zoo vele hooge ronde torens hoog boven de stad uitsteken, in dikke rookwolken omhuld lag. De oude stad Lancaster heeft een antiek, maar onaanzienlijk en morsig voorkomen, en toont uiterlijk weinig belangwekkends.
Het doel onzer reis hier naar toe was om de hier nabij wonenden veefokker Housman te bezoeken, maar diens veestapel was van zeer weinig beduiden.
Van hier reden wij weer zuidwaards, per spoor naar Liverpool, welke stad wij des avonds van Zaturdag bereikten, en alwaar wij in het Brunswick Hotel, in Hannover street onzen intrek namen, alwaar ik mij tot op heden nog bevind.
Mijn reisgezelschap nam hierop den volgenden morgen, Zondag 14den, afscheid van mij, om langs den weg van hier op Londen weer huiswaards te keeren.
De zegen zij met u, mijn vrienden ! Vaarwel !
Mijn weg ligt in eene andere rigting.

___________________________________________________________

Naar Brief 15-06-1868
Naar Brieven Klaas Jans Beukma, zonen Jan, Kornelis, Willem Beukma en schoondochter Hillechien Beuckma