___________________________________________________________ |
14-02-1942 Leeuwarder Courant, zaterdag
BOND VAN FRIESCHE LANDELIJKE RIJVEREENIGINGEN
Gistermiddag is in de Groene Weide de algemeene ledenvergadering gehouden van den Bond van Friesche Landelijke Rijvereenigingen, onder voorzitterschap van den heer D. K. Schuiling van St. Jacobiparochie, die in zijn openingswoord herinnerde aan het vijfjarig bestaan van den Bond, die aanvankelijk werd opgericht met zeven vereenigingen; nog in hetzelfde jaar groeide dit aantal uit tot 12. Een hoogtepunt werd wel bereikt in de jaren, toen niet minder dan bijna 40 rijvereenigingen zich hadden aangesloten. Hiertoe droeg in niet weinige mate bij het groote ruiterkamp, dat te Oosterwolde was gehouden.
Toen tijdens de mobilisatie paarden werden opgevorderd was het met een bloeiende ruitersport gedaan. Er werd echter met Friesche koppigheid volgehouden; het aantal paarden was spoedig weer aangevuld, doch de kwaliteit had er veel onder geleden en lijdt er nog onder. Na het oorlogsslachtoffer onder de leden, wijlen den heer Wind van Oranjewoud te hebben herdacht, zeide spreker, dat het tweede halfjaar van 1941 een opbloeiend ruiterleven te zien heeft gegeven. In verband met een goede beoefening van de ruitersport wees spreker er op, dat gebleken is, dat er in dit gewest een tekort is aan goede instructeurs, waarom hij de opleiding daartoe dringend aanbeval. Ten slotte uitte de voorzitter de hoop, dat de gewijzigde organisatievorm van de ruitersport door de oprichting en toetreding van “De Leyenruiters” te Opeinde (Sm.) tot 17 waarvan echter „De Leaneruiters” te Tijnje geen teekenen van leven geven.
Na te hebben gememoreerd de gehouden streekwedstrijden, het ruiterkamp te Drachten en de onderlinge wedstrijden, werd opgemerkt, dat het belang van de streekwedstrijden duidelijk naar voren is getreden bij de wedstrijden om den „Koudijs-beker”. Bij de 20 hoogstgeplaatsten waren n.l. 6 Friesche Landelijke Rijvereenigingen.
Voorts werd in het verslag vermeld, dat vele Friesche landelijke ruiters een schriftelijken cursus volgden van de Nederlandsche Federatie.
Een contact-commissie werd gevormd tusschen de drie Noordelijke Bonden; voorzitter dezer commissie is de heer R. A. M. Maarsingh van Stadskanaal. De Friese Bond is daarin vertegenwoordigd door de heeren D. K. Schuiling, G. S. Bearda en H. J. van Weperen.
Een woord van dank werd gebracht aan de vereenigingen: het Friesch Paardenstamboek, het Bovenlandsch Paard en het Warmbloedpaard voor hun moreelen en financieelen steun.
De laatste jaren waren voor de landelijke ruitersport geenszins rooskleurig; niettemin mag de landelijke ruitersport in Friesland de toekomst met een gerust hart tegemoet zien.
Het financieel gedeelte liet aan ontvangsten zien een bedrag van ƒ 120.78 en aan uitgaven ƒ 38.58, zoodat er in kas bleef een bedrag van ƒ 82.20.
Zonder discussie werd vervolgens aangenomen het voorstel van het bestuur tot vaststelling van den omslag op 50 cent per lid per jaar. Deze omslag zal voortaan worden geheven aan het begin van het vereenigingsjaar.
Aan de orde was vervolgens de verkiezing van bestuursleden, wegens periodieke aftreding van de heeren D. K. Schuiling te St. Jacobiparochie en H. J. van Weperen te Oosterwolde. Laatstgenoemde werd herkozen, doch in de vacature-Schuiling staakten de stemmen. Besloten werd deze verkiezing aan te houden.
De voorzitter leidde vervolgens in de bespreking omtrent het voorstel tot het houden van een cursus voor instructeurs, welke cursus kan worden gevolgd door hen, die vorig jaar den schriftelijken cursus volgden en door hen, die onderricht willen geven. Daarnaast kan men den cursus ook volgen om t. z. t. het examen „Groote veelzijdigheidsproef 1928″ af te leggen. Vertoond werden vervolgens enkele filmpjes, betrekking hebbende op de paardenfokkerij en de techniek van het mennen, waarbij de heer W. Slob, secretaris van de Nederlandsche federatie, een toelichting gaf.
Van de rondvraag maakte de voorzitter gebruik om er op te wijzen, dat het zeer nuttig zou zijn, wanneer in een landbouwfilm ook de werkelijke aanspanning van paarden eens zou worden opgenomen, zoodat men de paarden in het volle bedrijf werkzaam zou zien, maar ook zou kunnen letten op veel, dat nog verbetering behoeft.
Nadat nog het werkplan 1942, het ruiterkamp en eenige interne aangelegenheden ter sprake waren gebracht, sloot de voorzitter de vergadering.
___________________________________________________________ |
Terug naar Winnetou