___________________________________________________________ |
16-06-1837 Groninger Courant
GRONINGEN den 15 Junij.
Volgens de belofte in ons vorig nommer, willen wij de nadere bijzonderheden mededeelen betrekkelijk de komst en het verblijf van Z. Maj. alhier. Reeds in den vroegen morgen van Maandag, den 12 dezer, beijverden de ingezetenen dezer Stad zich ten sterkste, om hunne huizen, zoo door het uitsteken van vlaggen, als door het aanbrengen van guirlandes van groen en draperiën, waartoe het noodige door hen reeds vroeger in gereedheid was gebragt, op het smaakvolste te versieren, ten einde alzoo Z. Maj. den Koning op eene Hem waardige wijze te ontvangen.
In de straten, welke Z. Maj. bij het inkomen zoude passeren hadden de ingezetenen zich vereenigd, om deze versieringen algemeen op eene gelijke wijze te doen plaats hebben; ten welken einde breede guirlandes, in eene schuinsche rigting en kruiselings over elkander, dwars over de straten waren opgehangen waardoor deze straten het aanzien verkregen van eene lange allée welke door de menigte Nationale- en Oranjevlaggen, die daar boven van de huizen wapperden, een treffend gezigt opleverden.
Boven de stoep voor het hotel van den Heer Gouverneur was wederom als gewoonlijk, een door de vischvrouwen dezer Stad sierlijk vervaardigde kroon opgehangen, in welker midden een zilveren visch prijkte.
Z. Exc. de heer Gouverneur dezer Provincie en de heer Generaal-Majoor Provinciale Kommandant hadden zich in tijds naar de grenzen dezer Provincie begeven, ten einde Z. Maj. aldaar te verwelkomen.
Omstreeks te half twaalf was Z. Maj. met Hoogstdeszelfs gevolg tot op het territoir dezer Stad, buiten de Apoort, genaderd en werd aldaar, zoo als wij in onze vorige vermeld hebben, door eene Kommissie uit den Achtbaren Raad dezer Stad, den Heer Luitenant-Kolonel Plaatselijken Kommandant en eenige andere Militaire Autoriteiten begroet; terwijl de Eerewacht uit de heeren Studenten dezer Hoogeschool, zoo te paard als te voet, aldaar geschaard stond, om Z. Maj. eveneens te complimenteren en verder de Stad binnen te geleiden.
De eersten, welke in twee afdeelingen verdeeld waren, aan welker hoofd zich bevonden de heeren J. W. L. Scholts en G. Taapken, waren gekleed met blaauwen rok en vergulde knoopen, witte pantalon, een breede Oranje-bandelier met rosette, van den regter schouder naar de linker zijde afhangende, en ronden hoed met Oranje Kokarde; terwijl de heeren, welke met het kommando over deze afdeelingen vereerd waren geworden, door eene witte Struisveer, voor den hoed geplaatst, onderscheiden werden.
De overige heeren Studenten waren in costume gekleed met klak en degen.
In derzelver midden prijkten de beide vaandels der Akademie, het eene, van den jare 1672, gedragen door den heer W. Gockinga en het andere, zijnde dat, hetwelk aan de vrijwillige flankeur kompagnie Groninger en Franeker Studenten in 1830 vereerd, gedragen door den Heer J. D. Lewe Quintus. Treffend was het gezigt, toen Z. Maj. deze talrijke schaar onzer Akademie-jongelingschap, welke in de eerbiedigste houding geschaard stond, passeerde en haar met Hoogstdeszelfs gewone minzaamheid begroette.
Van alle zijden werd Z. Maj. met de levendigste toejuichingen ontvangen.
Men wilde de paarden voor Hoogstdeszelfs rijtuig uitspannen, ten einde hetzelve zoo binnen te voeren; doch Z. Maj., hierdoor zigtbaar getroffen, bedankte op het minzaamst voor deze eer.
Hierop stelde de trein zich in beweging en trok vervolgens de Stad binnen: wordende het rijtuig van Z. Maj. onmiddellijk voorafgegaan door eene afdeeling der Eerewacht. te paard, gevolgd door het gedeelte te voet, waarachter zich de andere afdeeling te paard voegde.
De trein nam onder het gelui der klokken en het spelen van het carrillon den weg door de Brugstraat, langs de Vischmarkt, tusschen de beide Markten door, rondom de Groote Markt naar de Boteringestraat, waarin de Stedelijke dienstdoende Schutterij geschaard stond, tot voor het hotel van Z. Exc. den Gouverneur, alwaar Z. Maj. onder het aanheffen der muzijk door het korps muzikanten der Stedelijke Schutterij afstapte en door den Gouverneur, die zich vooraf derwaarts bad gespoed, en deszelfs echtgenoote ontvangen werd.
Op de stoep van gemeld hotel werd Z. Maj. verrast door eenige kinderen uit bet Burger Weeshuis alhier, welke eenen daartoe net vervaardigden eereboog hielden opgeheven, onder welken Z. Maj. doorging. De beide kleinsten dezer kinderen kusten Z. Maj. de handen, hetwelk door Hoogstdenzelven, als een teederhartig Vader, op gelijke wijze beantwoord werd.
Ontzettend was de menigte, welke, vooral in de Boteringeslraat, was zamengevloeid en zich, als het ware, verdrong, om den algemeen beminden Vader des Vaderlands meer van nabij te kunnen aanschouwen. Dankbare tranen waren de stomme tolken der harten en het uitbundig gejuich van: »Leve de. Koning!” getuigde van de ware verkleefdheid van Groningens Ingezetenen aan hunnen dierbaren Vorst.
Onmiddellijk na de aankomst verleende Z. Maj., in eene daartoe in het Hof van Justitie in gereedheid gebragte zaal, audiëntie, welke tot nagenoeg zes uren duurde en waarbij aan de Lands- en Stads Autoriteiten en Ambtenaren, verschillende Kommissiën en partikuliere personen gehoor werd verleend.
Daarna was er bij Z. Exc. den Gouverneur diner, hetwelk met de tegenwoordigheid van Z. Maj. werd vereerd. Des avonds had er eene nagenoeg algemeene illuminatie plaats, waarbij vooral uitmuntten het Stadshuis en de Studenten-Societeit; terwijl de Boteringe-, de Gulden en de Brugstraten, door de tusschen de groene guirlandes hangende verlichte kroonen, een allerfraaist gezigt opleverden. Te betreuren was het nogtaps, dat deze illuminatie niet door schooner weder begunstigd werd; doch desniettegenstaande was er, tot laat in den nacht, eene ontelbare menigte op de been en kenmerkte zulks de hartelijke deelneming aan deze feestviering, welke door geene de minste ongeregeldheid is verstoord geworden.
Den volgenden morgen, omstreeks acht uren, had er op de Groote Markt, derwaarts Z. Maj. zich te voet had begeven, groote parade plaats van de Stedelijke dienstdoende Schutterij en het alhier aanwezige garnizoen der 8ste en 10de Afd. Inf., waarover Hoogstdezelve zijne tevredenheid betuigde.
Daarna begaf Z. Mij. zich naar het nieuwe, in het vorige jaar ingewijde Kerkgebouw der R. K. gemeente alhier, in de Broerstraat, en beschouwde met de grootste belangstelling deze zoo welingerigte kerk.
Van daar bezocht Z. Maj. de Ontleedkundige Verzameling dezer Hoogeschool, staande onder de directie van den Hoogleeraar Sebastian, welke verzameling onlangs door de bijzondere gunst van Z. Maj. aanmerkelijk is verrijkt geworden. Hoogstdezelve scheen ten uiterste voldaan en betuigde Zijne tevredenheid over deze belangrijke inrigting.
Vervolgens begaf Z. Maj. zich naar het huis van den Hoogleeraar S. Stratingh, Ez., om de aldaar voorhanden zijnde Verzameling van Chemische werktuigen in oogenschouw te nemen; terwijl mede het door dien heer, en door den heer Becker alhier vervaardigd en aldaar zich bevindend stoomrijtuig voor gewone wegen (zie Prov. Groninger Courant van den 23 Augustus 1836, no. 68 en vroeger) in al des zelfs deelen door Z. Maj. is opgenomen en onderzocht geworden. Hoogstdezelve werd bij die gelegenheid ook in staat gesteld, om zich door directe proefnemingen met de werking van de door dezelfde heeren Stratingh en Becker tot stand gebragte modellen van Electro-magnetische beweegkracht te kunnen bekend maken; terwijl tevens, door eenige daarmede in verband slaande voorstellingen, Z. .Maj. zich van den aard, den oorsprong en de inrigting van deze als door onzigtbare kracht werkende toestellen overtuigen konde. Z. Maj. scheen in de aanwijzing van deze en meer andere scheikundige onderwerpen de hoogste belangstelling aan den dag te leggen: zoodat Hoogstdezelve met het meeste geduld en de meeste welwillendheid zich tot de kleinste bijzonderheden in dezen bepaald, en meer dan een uur tijds aan de beschouwing van deze verschillende onderwerpen besteed heeft.
Hierna bezocht Z. Maj. het Instituut voor Doofstommen. Z. Maj. kwam even vóór tien uren aldaar aan, waar de hoofddirectie Hoogstdenzelven bij den versierden ingang van het schoolgebouw opwachtte en naar binnen geleidde. — Alle kweekeiingen, ten getale van 166, stonden in eene dubbele rij geschaard langs de wanden van de groote leerzaal, bij welke Z. Maj. rondging, hen vriendelijk toelachende en groetende, waardoor zij eene gepaste vrijmoedigheid verkregen tot het afleggen der proeven van vorderingen, welke de beide heeren Guyot eenigen hunner lieten geven, tot onderwerp hebbende ‘s Konings bezoek aan het Instituut, en de verjaring van Hoogstdeszelfs derden kleinzoon, Prins Willem Frederik Hendrik, volgens eene opgave van den eersten Institueur, den heer dr. C. Guyot, in de taal der teekens aan eenige der verstgevorderde kweekelingen. Ieder van hen schreef dit in zijnen eigen stijl op, met hij voeging van de hartelijkste zegenwenschen — Z. Maj. Was zigtbaar aangedaan, vooral, toen de Doofstomme Onderwijzer Beets optrad, en in de krachtvolle gebarentaal eenen lofzang voorstelde, naar aanleiding waarvan hij in roerende teekens des Hemels zegen afsmeekte over den Vader des Vaderlands, den Weldoener van de arme Doofstommen.
De heer Feith, als President der Hoofddirectie, vatte nu dadelijk het woord op, om Z. Maj. te bedanken voor deszelfs vereerend bezoek, en betuigde te gelooven, niet noodig te hebben, deze weldadige stichting, die zulk een’ zigtbaar gunstigen indruk te weeg bragt, sterker aan Z. Maj. aan te bevelen.
Z. Maj. verliet nu het schoolgebouw, en werd over de plaats, tusschen de beide kosthuizen geleid, om het, voor twee jaren nieuws aangebouwde gedeelte van het meisjes-kosthuis, zoo wel van binnen als van buiten, te bezigtigen.
Z. Maj- heeft aan den heer Feith, alsmede aan den heer dr. C. Guyot herhaalde malen Zijne hooge tevredenheid wel willen betuigen over alles, wat Hoogstdezelve bij dit vernieuwde bezoek aan het Instituut gezien en gehoord had.
Voorts vereerde Z. Maj de Akademie-drukkerij van den heer J. Oomkens alhier insgelijks met een bezoek. Met de meeste belangstelling beschouwde Z. Maj de werkzaamheden in het ruime nieuwe lokaal; terwijl Hoogstdezelve inzonderheid alles, wat betrekking had tot het Congrevische drukken, met veel naauwkeurigbeid onderzocht. Na ruim een halfuur alhier vertoefd te hebben, betuigde Z. Maj. ook hier Hoogstdeszelfs bijzondere tevredenheid over de inrigting en werkzaamheden dezer drukkerij.
Wijders vereerde Z. Maj. met een bezoek onzen hoogbejaarden, van een der edelste zintuigen beroofden stadgenoot, den heer Staatsraad Mr. H. L. Wichers, wiens meer dan negentigjarige ouderdom hem niet veroorloofde, zich bij Z. Maj. te vervoegen; gelijk mede den heer Staatsraad, Mr. P. Hofstede, voormaligen gouverneur van Drenthe, thans alhier woonachtig.
Inmiddels had de Harddraverij, welke van Stadswege zoude plaatshebben, te half een uur een’ aanvang genomen. Duizenden van Ingezetenen, zoo uit deze als andere Provinciën, hadden zich buiten de Ebbingepoort verzameld, teneinde dezen belangrijken Wedloop, waartoe niet minder dan 24 paarden uit de Provinciën Groningen, Vriesland en Holland waren ingeschreven, en die, tegen alle verwachting, door het schoonste weder begunstigd werd, bij te wonen.
Algemeen was de belangstelling in dit zoo nationaal volksvermaak, hetwelk in deze Provincie op hoogen prijs wordt gesteld, en zoo zeer strekt, om derzelver roem met betrekking tot de Paardenfokkerij, te verhoogen.
Z. Maj. woonde dezen Wedloop met Hoogstdeszelfs gevolg bij, waartoe de koepel aan het einde van den tuin van den kastelein H. Uilman, van waar men het heerlijkste overzigt langs de geheele renbaan had, in gereedheid was gebragt.
Een ieder werd gestreeld door de zigtbare belangstelling, waarmede Z. Maj. zich verwaardigde aan dit volksfeest deel te nemen, hetwelk den Ingezetenen dezer Stad en Provincie de hoop doet koesteren van in het vervolg nieuwe blijken dezer belangstelling te mogen ondervinden.
De Prijs, welke op dezen Wedloop van Stadswege was gesteld, bestaande in eene Zilveren Koffijvaas met Komfoor, eene fraaije Kristallen Suikervaas, staande op een brillant Zilveren Voetstuk en eene Zilveren Melkkan, werd behaald door den heer H. Torrenga, Landbouwer te Zuurdijk, in deze Provincie, met het paard de Goliath, bereden door J. P. O. de Boer, en de Premie, bestaande in eene Zilveren Tafel-Tabaksdoos en Dito Komfoor, door den heer F. Wibrandi, wonende te Leeuwarden, met het paard de Snijboon, bereden door C. J. Hoekstra.
Prijs en Premie werden met eene gepaste aanspraak door hel Raadslid Mr. W. J. Quintus, in tegenwoordigheid van Z. Maj., aan de overwinnaars ter hand gesteld.
Deze Harddraverij was eene der schoonsten, welke wij immer hebben bijgewoond en is in de best mogelijke orde afgeloopen.
Een prachtig diner, hetwelk, mede van Stadswege, op het Raadhuis alhier aan Z. Maj. gegeven word, en waartoe vele Burgerlijke en Militaire Autoriteiten genoodigd waren, werd vervolgens met Hoogstdeszelfs tegenwoordigheid vereerd.
Op de stoep van het Raadhuis werd Z. Maj. wederom verrast door eenige kinderen uit het Groene- of Armen Weeshuis, welke een’ eereboog opgeheven hielden, waaronder Hoogstdezelve doorging. Na afloop van dit diner verbeidde een talrijk publiek in den Schouwburg reeds met verlangen de komst van Z. Maj,, alwaar eene ruime loge voor Z. Maj. en Hoogstdeszelfs gevolg op eene allezins smaakvolle wijze in gereedheid was gebragt.
Te 9 uren in den Schouwburg aangekomen, werd Z. Maj. ook hier met het uitbundigste vreugdegejuich ontvangen, hetwelk telkens met vernieuwde kracht herhaald werd en zoo zeer in geestdrift toenam, dat het Publiek zich niet weerhouden konde, het Vaderlandsch Wilhelmuslied aan te heffen en aan Hoogstdenzelven toe te brengen als een’ welgemeenden welkomstgroet, welke door Z.Maj. met zigtbaar genoegen werd aangenomen.
Het behaagde Z Maj. de voorstelling van het nieuw vervaardigde Vaderlandsche blijspel: de Edelmoedige Soldaat, door welks inhoud aan de geestdrift van het publiek meer en meer voedsel werd gegeven, ten einde toe bij te wonen; — waarna Z. Maj. onder het onafgebroken gejuich van: »leve de Koning!” den Schouwburg, welke intusschen van buiten fraai verlicht was geworden, verliet.
Woensdag, den 14den, des morgens omstreeks 6 uren, heeft Z. Maj. deze Stad wederom verlaten ten einde zich over Veendam en Gieten naar Assen te begeven.
Bij het verlaten van des Gouverneurs hotel, stonden op de stoep van hetzelve eenige kinderen uit het R. K. Weeshuis, ten einde Z. Maj. wederom onder een’ daartoe door hen vervaardigden boog te doen doorgaan.
Z. Maj. nam in de hartelijkste bewoordingen afscheid van de in het hoofd dezes vermelde kommissie uit den Achtbaren Raad dezer Stad, welke zich op het uiteinde van het Stads territoir had begeven, ten einde Hoogstdenzelven het laatste vaarwel toe te brengen, waarna Z. Maj. de reis vervolgde tevens begeleid door Z. Exc. den Gouverneur en den Griffier der Staten dezer Provincie. On de grenzen betuigde Z. Maj. op nieuw en bij herhaling zijne hooge tevredenheid wegens de eer, welke Hoogstdenzelven door Groningens ingezetenen was bewezen geworden en het gul en hartelijk onthaal, aldaar ondervonden.
___________________________________________________________ |
Terug naar Harddraverij deelnames paarden Torringa, Visser, Van der Hoop, De Boer, Van der Meulen, Houtman