| ___________________________________________________________ |
05-04-1957 Friese Koerier, vrijdag
IN EEN GRONINGER KELDER WORDT OEROUD BEROEP VAN TINGIETER UITGEOEFEND
Hier kregen de Avondmaalsbekers van Akkrums ger. gemeente vorm
(Van een medewerker)
Het moet in 1620 zijn geweest toen er zich ergens in de oude binnenstad van Groningen een tinnegieter vestigde, die Amsing heette. Het was een feit, dat waarschijnlijk nauwelijks is opgevallen en dat reeds lang vergeten zou zijn, als niet dat bedrijf de eeuwen had getrotseerd en tot op de dag van vandaag was blijven bestaan! Het werd uitgeoefend in de Boteringestraat en bij het Nieuwe Kerkhof, in de Laan en in de Jacobijnerstraat. Zó lang roerden er Amsings in potten met vloeibaar tin, zó lang goten zij tin en zó lang bleef dat oude bedrijf bestaan, dat de tinnen voorwerpen van gebruikszaken tot luxe artikelen werden. Dat bedrijf schijnt nauwelijks van deze tijd te zijn voor wie er plotseling in belandt. De Groninger Brugstraat is een verkeersader, zoals Groningen er meer kent en behalve dat de A-kerk er vlak bij staat, en de bloemenmarkt erbij hoort, is er eigenlijk ogenschijnlijk met die hele Brugstraat niets bijzonders aan de hand.
Het verkeer van alledag raast er continu over het asfalt en voetgangers gaan er over de trottoirs. Maar wie even het stopverbod trotseert of zijn pas inhoudt bij een fraai smeedijzeren hek en naar beneden kijkt door twee grote vensters, die wordt verplaatst van heel die woelige wereld van vandaag naar de catacomben van Groningen, in de tijd van een paar eeuwen terug, die hier echter nog springlevend is. Die kijkt namelijk in de kelder van de tingieters, vader en zoon Amsing.
Eigenlijk kenden ze zelf dat hele verhaal niet van de eerste Amsing, die in 1620 naar Groningen trok. Zij weten meer van tin dan van de Groninger stadshistorie. Maar het moet al eeuwen zo zijn geweest, dat er in dit bedrijf steeds een vader en een zoon Amsing werkten. Niet alleen het werk bleef in dit bedrijf dus gelijk, ook de verwantschap tussen degenen, die het gaande houden. Steeds waren er een vader en een zoon en steeds heette de vader Berend en de zoon Harm of omgekeerd. Ook nu is dat zo. Vader Amsing is 76 en hij heet Berend. Zijn zoon heet Harm en die heeft weer een zoon van uitgerekend drieëntwintig maanden, die natuurlijk Berend heet, maar nog geen rol speelt. Zijn vader en grootvader zijn de tinnegieters in de Groninger catacomben.
Van heinde en ver
De Amsings werken in een onbeschrijfelijke wanorde van oude en nieuwe tinnen voorwerpen, van zaken die gerepareerd moeten worden en door de boden uit alle delen van Groningen en door de post uit alle delen van het land naar de tinnegieterskelder worden gebracht tot stapels onderdelen van wat straks fraaie tinnen theepotten of kraantjeskannen zullen zijn.
Ja, die kraantjeskannen, zoals u er misschien nog een te pronk heeft staan of zelfs nog regelmatig gebruikt; die vormen een veel voorkomend artikel in de tinnegieterskelder. Dat kan ook niet anders, omdat die kelder in Groningen is en zeg nu zelf: wat is een Groninger boerderij op het Hogeland zonder tinnen kraantjeskan? Wat is een vergadering van de „Grunneger Sproak” zonder dat men uit de tinnen kannen onbeperkt tappen kan? Die kraantjeskannen schijnen een typisch Groninger artikel te zijn, althans in wezen en ze moeten het bewijs vormen van het feit, dat Groningers door de jaren heen niet alleen „smoute” praters, maar ook beste koffiedrinkers zijn.
Naar oude trant
Maar niemand, heeft ons uit de doeken kunnen doen, waar de kraantjeskan eigenlijk vandaan komt, zelfs de tinnegieters niet, en die weten toch wel het beste wat een kraantjeskan is. De Amsings hebben zelfs kraantjeskannen in de verhuur voor hotels, voor bruiloften en dergelijke. Die huurkannen staan achter een gordijn, gescheiden van de direct zichtbare chaos op de vloer van de kelder, de chaos, die erbij schijnt te horen en waarvan de tinnegieters zich zelf niets aantrekken.
Bij die verhuurkannen staan de oude gietvormen, waarmee de wording van elk voorwerp uit deze kelder begint. Het zijn grotendeels dezelfde vormen, die de Amsings al sinds eeuwen hebben gebruikt, vormen voor tinnen kraantjeskannen, die in deze kelder in negen verschillende soorten worden gemaakt, vormen voor tinnen borden, die nu nog hetzelfde model krijgen als die van de eerste Amsing in 1620, vormen voor tinnen zuigflessen, theepotten, suikerpotten en melkkannetjes, voor tinnen lepels en ook voor tinnen avondmaalsbekers, zoals Akkrum die kreeg uit de tinnegieterskelder in Groningen. Maar het is allemaal geen zaak van een pot vloeibaar tin, een gietvorm, die volgegoten wordt en na de afkoeling een van die tinnen voorwerpen oplevert. Dat zou al te eenvoudig zijn. Nee, er valt in de tinnegieterskelder menig zweetdruppeltje.
Vakmanschap
„Wij gebruiken uitsluitend Bankatin. Dat is het beste en het werkt ’t prettigst als je het beste kunt maken”, vertelde de heer Amsing ons, terwijl hij een van de dertig soorten tinnen borden liet zien, die hij thans nog vervaardigt. Enfin, er gaat een heel schuitje Bankatin in de smeltpot onder de oude schouw, waarop tinnen kannen dof glanzend schuil gaan onder een laag stof. En als dat tin op temperatuur is, dan begint het spel. Dan voegt Amsing de vorm samen, dan giet hij met een pollepel het tin ln de vorm. Spetters vloeibaar metaal glijden als een zilverregen over zijn leren voorschoot en de knielappen, waartussen hij de vorm geklemd houdt. De spetters vallen sissend in een emmer. Snel wordt de vorm afgekoeld, maar niet al te snel, want dat is nu net ook weer verkeerd. Daarom gebeurt dat afkoelen met een nat lapje. Waarom niet de hele vorm in de emmer water afgekoeld wordt, vertelde de heer Amsing ons niet. Je kunt tenslotte niet alles verklappen en daarom zwijgt hij ook over de juiste samenstelling van het meniekleurige papje, waarmee hij de gietvormen insmeert, voordat hij met het gieten begint.
Als de vorm weer uit elkaar getikt is met een brok tin, dan wordt het gietstuk gecontroleerd op poreusheid of op gietgaten, want er mag niets aan mankeren. Pas dan wordt de vorm opnieuw gesloten, volgegoten en met de natte lap weer afgekoeld. Dichte wolken damp stijgen op en even waant ge u in de werkplaats van de oude alchimisten. Inderdaad zijn de .Amsings tovernaars, maar zij hebben niets met goud of zo te maken. Het is allemaal tin, wat hier blinkt.
In de kasten en op de vloeren, die zo vol reparatiewerk liggen, dat de Amsings soms enkele weken geen nieuw werk aannemen. Zelfs het haar van Amsing senior is tinkleurig…
Hij zet de nieuwe kraantjeskannen in elkaar. ledere kan wordt gegoten in acht delen: deksel, de buik in twee stukken, het kraantje, de drie pootjes, alle apart en het handvat. Bovendien worden er negen verschillende soorten gemaakt met een inhoud van een halve tot vier-en-een-halve liter en voor gebruik door een tot veertien personen. Voor elk onderdeel wordt weer een andere vorm gebruikt.
61 jaar lang
Als het gieten afgelopen is, begint het omvangrijke karwei van het afwerken. Er wordt gepolijst en dat is het enige, wat machinaal gebeurd en waarvan de oude gereedschappen aan de muur hangen, behalve dan het grote houten rad, waarmee vroeger de draaischijf aangedreven moest worden en die Amsing senior nog heeft gekend. Nou ja, machinaal is eigenlijk ook het woord niet, want het is alleen die draaischijf die electrisch aangedreven wordt. En Amsing senior doet de reparaties en de montage van het nieuwe werk. Hij zit bij de grote werkbank, zoals zovele Amsings voor hem. Hij werkt met blaaspiip en gasvlam om de pootjes aan de kraantjeskannen te solderen en hij zit er alsof hij het eeuwige leven heeft.
En Amsing senior doet dit werk al sinds zijn vijftiende jaar, al eenenzestig lange jaren dus en hij denkt er niet aan om op te houden. „Ophouden kan altijd nog”, zegt hij, terwijl hij een nieuwe kraantjeskan op de grond zet. Amsing senior lacht erbij. Hoeveel kannen hij al gemaakt heeft? „’k Heb ze niet geteld, maar wat klaar is wordt ons haast onder de handen vandaan gehaald”, zegt hij.
Typische kunst
Sommige kannen gaan eerst nog naar André van Weerdenburg in de Nieuwe Boteringestraat. Dat zijn de kannen, die later fraai zwart gemoffeld en beschilderd met een landschap of de Martinitoren staan te pronken. Van Weerdenburg heeft een winkel, waarin hij antiek verkoopt en ook kraantjeskannen en nog zo het een en ander. Hij is ook kunstschilder, maar de kraantjeskannen kan hij niet missen. Hij beschildert ze al jaren. Hij lakt en moffelt in zijn oven en hij heeft er plezier in zoals de Amsings plezier hebben in het gieten van alles wat van tin kan zijn. De lak heeft voor Van Weerdenburg even weinig geheimen als het tin voor de tinnegieters.
„Goed tin moet kraken“, zeggen ze.
Er wordt in de tinnegieterskelder gewerkt als eeuwen geleden, maar het gaat gestaag door. Af en toe wisselen vader en zoon een sappig Gronings grapje. Druppels tin spetteren in de emmer, langs het voorschoot van de tinnegieter en dof glanzende voorwerpen stapelen zich op naast zijn stoel. Hij pakt een andere vorm, maakt die klaar en giet er het eerste exemplaar in. Hij slaat de vorm open en bekijkt met toewijding een beker. Buiten raast het verkeer voorbij en vanuit de kelder zijn slechts de benen van de voetgangers te zien. Amsing senior blaast de gasvlam met het blaaspijpje naar de buik van een tinnen kraantjeskan. Een bode brengt een pak om de hoek van de kelderdeur en Amsing junior giet verder. Dan houdt hij ons een tinnen beker voor. „Kijk, zegt hij, „een tinnen Avondmaalsbeker. Die hebben we ook voor Akkrum gegoten. Daar zullen ze die bekers binnenkort voor het eerst gebruiken …..”
Van Akkrum naar Groningen…
De leden van de gereformeerde gemeente te Akkrum zullen binnenkort het Heilig Avondmaal vieren in hun fraaie nieuwe kerkgebouw, dat kort geleden plechtig in gebruik genomen werd. Die kerk is in nieuwe stijl opgetrokken, maar bij het Avondmaal naar oude trant zal gebruik worden gemaakt van een avondmaalstel met bekers van tin, een van de oudste metalen. Tinnen voorwerpen hebben karakter en sfeer, maar behoren behalve dan nu in Akkrum tot de luxe voorwerpen.
In het grijze verleden bezigde men voor vele gebruiksvoorwerpen tin. Er waren toen lepels, borden, beddekruiken en zelfs zuigflessen van tin; maar die tijd is haast vergeten en het was nog ver voor de tijd van pake en beppe, dat er in Leeuwarden en Sneek nog tinnegieters woonden en werkten. Hun ambacht in oude stijl is practisch uitgestorven.
Maar het tinnen avondmaalstel in de nieuwe gereformeerde kerk van Akkrum bracht ons op het spoor van de „laatsten der Mohikanen”, die dit edele en zeer oude ambacht uitoefenen. De tinmen bekers van Akkrum zijn namelijk gemaakt in Groningen in een van de merkwaardigste bedrijven, die wij ooit aanschouwden; de tinnegieterskelder van vader en zoon Amsing te Groningen, een bedrijf, waar wij voor u een bezoek brachten. Wij volgden het spoor terug, het spoor van Akkrum naar Groningen, het spoor naar een oud ambacht en naar oude tijden, die nog schijnen voort te leven in deze kelder in Groningen.
| ___________________________________________________________ |
Naar 1980 Koffie uit de kraantjeskan